17 januari 2012

Contracteren met overheden

Door Gilyan Parker

Bij het overeenkomen van contractsbepalingen geldt als gouden regel goed op te schrijven wat de bedoelingen zijn.

Soms kunnen partijen letterlijk aan hun woord worden gehouden. Soms is dat lastiger en zal voor uitleg verder moeten worden gegrasduind in de bedoelingen van partijen. Als overheden betrokken zijn bij contractsvorming zijn er andere valkuilen. Bijvoorbeeld omdat een bestuursorgaan nog een formeel besluit moet nemen over de inhoud van een contract. Zo kan het voorkomen dat de gemeenteraad het college of haar ambtenaren terugfluit.

Betrouwbare overheid

De politieke wisselingen van de wacht bij bestuurorganen, samen met de vrijheid beleid te wijzigen of in het algemeen belang de koers te verleggen, kunnen contractanten met de overheid flink verrassen. En dan is de traagheid in besluitvorming nog niet meegewogen. Daar staat tegenover: het algemeen belang is niet een commerciële speelbal, de overheid geen ondernemer. Bij de parlementaire behandeling van het Burgerlijk Wetboek is overwogen dat “algemene overwegingen betreffende beleidsvrijheid” een rol spelen als een van partijen de overheid is, zodat bijvoorbeeld wijziging van omstandigheden het afbreken van onderhandelingen kan rechtvaardigen. Ook uit rechtspraak blijkt dat het vertrouwensbeginsel niet zonder meer in de weg hoeft te staan aan een beleidswijziging.

Vertrouwen

Wanneer tussen contractspartijen wel overeenstemming is bereikt over de inhoud van afspraken, maar de onderhandelingen niet in een contract resulteren omdat het bevoegde overheidsorgaan geen goedkeuring wil verlenen aan het onderhandelingsresultaat, kunnen de in de rechtspraak over precontractuele aansprakelijkheid ontwikkelde regels worden toegepast. Daarbij geldt een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf, die in de regel in het voordeel van de overheid uitpakt.

Valkuilen

Komt het wel tot een contract dan zijn er nog steeds valkuilen. Bijvoorbeeld als de overheid naast de overeengekomen handeling, ook een zelfstandige mogelijkheid heeft een alternatieve route te bewandelen. Dat dat tot bijzondere gevolgen kan leiden leert de uitspraak van de  Hoge Raad van 22 januari 2010 (AB 2012/10 met noot van P.J. Huisman zaaknummer 08/02402, LJN BK4467). De Hoge Raad specificeert daarin de rol van de overheid als contractant. Zoals de Huisman juist noteert is de hoofdregel dat de uitleg van een contract van belang is voor de uitvoering daarvan. “Pas wanneer duidelijk is waartoe een overeenkomst verplicht kan ook worden gekeken wanneer van niet-nakoming sprake is. Uitleg van een overeenkomst geschiedt in eerste instantie door de contractspartijen zelf. Wanneer zij over de uitleg van de overeenkomst niet tot overeenstemming geraken en daarover wordt geprocedeerd is het uitleggen van het contract een taak van de rechter.”

Haviltex

Hoewel bij commerciële contracten het arrest  Meyer Europe in het oog springt, blijft de uitvalsbasis voor de algemene maatstaf voor de uitleg van overeenkomsten te vinden in het beroemde Haviltex-arrest (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635 m.nt. CJHB). De Hoge Raad overweegt in dat arrest dat de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Het komt volgens de Hoge Raad in een daarna veel geciteerd mantra neer “op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.” Bij de bepaling daarvan kan volgens de Hoge Raad mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van hen kan worden verwacht. Beslissend voor de uitleg van een overeenkomst is steeds dat wat de omstandigheden van het concrete geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Deze Haviltex maatstaf past de Hoge Raad ook toe op overheidsovereenkomsten.

Behoorlijk bestuur

Bij het uitleggen van overheidsovereenkomsten kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ook een rol spelen. Contractanten moeten zich bewust zijn van de zogeheten discretionaire ruimte die overheden vaak hebben. De rechter is niet altijd in de positie de beleidsvrijheid en politieke invalshoek vol te toetsen. Dan is het beter contracten zo in te richten dat overheden ook goed en vol gebonden zijn, bijvoorbeeld door de bevoegdheden van de betrokken vertegenwoordiger van het bestuursorgaan goed te wegen en veel vragen te stellen om onvoorziene scenario’s voor te zijn of zelfs in te kapselen.

Gilyan Parker