7 maart 2010

Het medehuurderschap

Door Gilyan Parker

De wettelijke medehuurder heeft een bijzondere positie.

Onder bepaalde voorwaarden kan hij huurder worden als de huurovereenkomst met de huurder eindigt of als de huurder overlijdt. Verder is hij hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die uit de huurovereenkomst voortvloeien vanaf de ingangsdatum van het medehuurderschap. Als de medehuurder niet meer zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft, vervalt zijn medehuurderschap. Wie niet met de huurder is getrouwd of geregistreerd partner is, maar wél een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert, wordt niet vanzelf medehuurder. Hij kan samen met de huurder de verhuurder vragen om hem het medehuurderschap te verlenen. Heeft de verhuurder niet binnen drie maanden positief beslist, dan kunnen huurder en kandidaat medehuurder samen bij de kantonrechter vorderen het medehuurderschap te verlenen. De kantonrechter wijst het verzoek slechts af: a. de kandidaat medehuurder niet minstens twee jaar in de woning zijn hoofdverblijf heeft gehad en met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft. Wat betekent dat nu? Allereerst wordt gekeken of de kandidaat medehuurder zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, met andere woorden of hij daar daadwerkelijk woont. Het bewijs voor het hoofdverblijf wordt geleverd op basis van feitelijke omstandigheden. Inschrijving in het bevolkingsregister is niet doorslaggevend. Vervolgens wordt gekeken of er tenminste twee jaar sprake is van een gemeenschappelijke huishouding. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in een normale gezinssituatie. Dagelijkse zaken zoals eten, tv kijken en boodschappen doen, worden gezamenlijk gedaan. Aanwijzingen kunnen ook zijn het delen van de kosten van levensonderhoud en huisvesting of de gezamenlijke aanschaf van meubelen of gebruiksvoorwerpen. Van een gemeenschappelijke huishouding kan ook sprake zijn als broer en zuster samen wonen, of als sprake is van een woongroep. Als de verhuurder twijfelt, moet de huurder aantonen dat het wel zo is. De huurder kan bijvoorbeeld bewijs leveren door het overleggen van bonnen en bankafschriften. Tot slot moet de gemeenschappelijke huishouding ook nog duurzaam zijn. Duurzaam betekent op de toekomst gericht met de bedoeling deze lang te laten duren. Als iemand bijvoorbeeld ergens gaat inwonen om een zieke vriend te verzorgen, is geen sprake van duurzaamheid, maar van een tijdelijke situatie. De samenleving is dan van aflopende aard. De gemeenschappelijke huishouding tussen ouders en kinderen wordt eveneens als niet duurzaam beschouwd. Kinderen gaan vroeg of laat op zichzelf wonen. Er zijn wel uitzonderingen. Als een kind een ouder blijvend verzorgt kan sprake zijn van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding. Als een kind een bepaalde leeftijd heeft bereikt, wordt in de rechtspraak wel eens aangenomen dat de situatie blijvend is. Vanaf welke leeftijd dat is hangt af van de omstandigheden van het geval. Als richtlijn wordt wel eens “boven de dertig jaar” gegeven. Het bereiken van die leeftijd geeft uiteraard niet automatisch recht op het medehuurderschap. b. de tweede afwijzingsgrond betreft misbruik van medehuurderschap; c. van de derde afwijzingsgrond is sprake als de kandidaat-medehuurder niet in staat is de huurovereenkomst na te komen. Als de verhuurder dit stelt, moet hij dat ook bewijzen. De huurder moet wel openheid van zaken geven en dus meewerken door bijvoorbeeld inkomensgegevens over te leggen. Uiteraard staat het de verhuurder vrij een eigen beleid te voeren. Dit kan soepeler beleid zijn, door bijvoorbeeld samenwoners met een samenlevingscontract direct medehuurder te laten zijn. Een strenger beleid, dus strenger dan de wettelijke regels, is niet aan te raden: dit zal door de kantonrechter worden gesanctioneerd. Voor vragen met betrekking tot het medehuurderschap kunt u zich wenden tot één van de leden van de praktijkgroep vastgoed.

Gilyan Parker