1 november 2011

Minder wachtgeld voor rijksambtenaren

Door Gilyan Parker

Rijksambtenaren die na 1 januari 2012 werkloos worden, krijgen minder lang recht op wachtgeld dan nu het geval is.

Gewone werknemers en ambtenaren hebben na ontslag over het algemeen recht op een WW-uitkering. De duur van de WW-uitkering is gebaseerd op de leeftijd en het arbeidsverleden. Maximaal duurt de gewone WW-uitkering 38 maanden.

Hoogte uitkering

Voor werknemers houdt het daarna over het algemeen op. Ambtenaren, bij gemeente, het rijk, etc. hebben daarna(ast) recht op een bovenwettelijke uitkering (wachtgeld). Voor het rijk is dit geregeld in het besluit Bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector rijk (BBUW-Rijk). Die levert in de eerste plaats een hogere uitkering op. Namelijk voor de rijksambtenaar niet de normale 70% van het zogeheten maximum dagloon (zo’n € 4.000,- bruto per maand), maar 70% van het eigen laatst verdiende salaris. Bij een maandsalaris van € 6.000,- bruto scheelt dat dus elke maand 70% van € 2.000,- aan uitkering.

Duur uitkering

Bovendien leidt de bovenwettelijke uitkering tot een langere uitkeringsduur voor ambtenaren. Vooral geldt dit nu nog voor rijksambtenaren. Soms kan de bovenwettelijke uitkering 13 jaar duren, tot het pensioen. Dat is dus bijna 10 jaar langer dan de uitkering voor de gewone werknemer.

De duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering voor de gemeente-ambtenaar is eerder al beperkt. Vanaf 1 januari 2012 wordt de duur van de bovenwettelijke uitkering voor rijksambtenaren beperkt tot 3 keer de maximale gewone WW-uitkering, dus een kleine 10 jaar. Dit leidt in veel gevallen tot een kortere uitkeringsduur. Voor bovenwettelijke uitkeringen die vóór 1 januari 2012 zijn ingegaan, blijft wel de oude bovenwettelijke regeling gelden. Ook voor de ambtenaar die na zijn 57ste wordt ontslagen en 10 of meer dienstjaren heeft, blijft gelden dat hij tot zijn pensioen recht heeft op een bovenwettelijke uitkering. En dat geldt ook voor ambtenaren die vóór 1 januari 2012 zijn aangewezen als herplaatsingskandidaat.

Sociaal flankerend beleid (SFB)

Voor herplaatsingskandidaten en anderen die worden geraakt door de reorganisaties binnen de rijksoverheid geldt nu nog een aanvullend sociaal beleid in de vorm van het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk. Daarin staan voor de periode 2008 – 2012 voorzieningen zoals een stimuleringspremie en andere tegemoetkomingen die uitstijgen boven de regeling in het ARAR. Nu er (vooralsnog) geen akkoord is tussen Minister Donner en de vakbonden zal dit SFB aflopen per 31 december 2011. Wat dan de status wordt van rijksambtenaren die nu al te maken hebben met een reorganisatie, heeft de Minister uitgelegd in een half oktober gepubliceerde circulaire (Stcrt. 2011, 18105). Uit de daarin beschreven handelwijze blijkt dat dit voor de ambtenaar een terugval kan betekenen op de voorzieningen in het ARAR. Maar het is nog onduidelijk hoe organisatie-onderdelen, vakbonden en ondernemingsraden hiermee concreet na 1 januari 2012 omgaan.

Met genoemde aanpassing volgen de rijksambtenaren de versobering van de bovenwettelijke uitkering van gemeente-ambtenaren per 2008 en komt het systeem iets dichter in de buurt van wat voor “de markt” geldt. Dat sluit aan bij de “normalisering” van de rechtspositie van ambtenaren en werknemers.

Gilyan Parker