30 maart 2008

Omgang voor spermadonor

Door Gilyan Parker

Steeds meer spermadonoren eisen tegenwoordig een actieve vaderrol op. De nieuwsgierigheid naar het kind maakt vaker plaats voor daadwerkelijke vadergevoelens.

 

De uitspraak van de Hoge Raad in 2004 heeft deze tendens versterkt. Een spermadonor heeft toen met een succesvol beroep op artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een omgangsregeling met het kind gekregen. Artikel 8 EVRM bepaalt dat er recht op omgang is als er sprake is van gezinsleven, oftewel een nauwe persoonlijke band.

Hoewel de rechtspraak in het verleden heel terughoudend was met het aanwezig achten van een nauwe persoonlijke band, wordt de Hoge Raad klaarblijkelijk steeds soepeler voor spermadonoren. Het is niet langer noodzakelijk dat er bijvoorbeeld frequent contact tussen vader en kind is geweest. Uit verschillende uitspraken blijkt dat de biologische band zelfs kan al genoeg zijn.

Dat er van te voren andersluidende afspraken tussen de donor en het ontvangende paar zijn gemaakt hoeft aan het voorgaande niet in de weg te staan. De rechter kan deze afspraken gewoon naast zich neer leggen indien zij in strijd zijn met verdragen of Nederlands recht.

Paren die van een spermadonor gebruik wensen te maken, dienen zich de mogelijke omgangswens van de donor zodoende goed te realiseren. Zelfs als de donor toezegt van het vaderschap af te zien is immers heel goed mogelijk dat de biologische vader alsnog recht op een omgangsregeling heeft als hij op de toezegging terugkomt.

Gilyan Parker