8 mei 2012

Portretrecht: verdachten herkenbaar in beeld?

Door Gilyan Parker

Strafrechtadvocaat Peter Plasman stelde vorige week bij Pauw en Witteman – in verband met de gewelddadige overval op de Haagse juwelier – het openbaar maken van foto’s van verdachten ter discussie.

Hij acht het onwenselijk dat in de media de volledige namen en herkenbare portretten van verdachten worden gepubliceerd. Deze discussie is IE-rechterlijk van aard. Op grond van artikel 21 Auteurswet heeft ieder persoon – met een redelijk belang – het recht zich te verzetten tegen publicatie van zijn portret. U kunt hierbij denken aan iemands belang bij eerbiediging van zijn privacy, of het belang niet publiekelijk belachelijk te worden gemaakt. De rechtbank Amsterdam boog zich onlangs over de vraag wiens belang zwaarder weegt: Het redelijk belang van de persoon die zich tegen publicatie verzet, of het recht op vrije meningsuiting van degene die tot publicatie wil overgaan?

Geschil

De publieke omroep Powned was afgelopen maart voornemens een aflevering van haar nieuwe programma ‘Powlitie’ uit te zenden. In de uitzending zouden beelden worden vertoond waarop is te zien dat de heer X – nadat hij een scooter heeft gestolen – tegen de grond wordt gewerkt door burgers, en wordt vastgehouden in afwachting van de komst van de politie. De heer X beroept zich op zijn portretrecht, en verzet zich in rechte tegen uitzending van de beelden. Hij voert aan dat de beelden nadelig voor hem zijn doordat hij in verband wordt gebracht met de diefstal van een scooter. Ook zou publicatie van de beelden een inbreuk op zijn privacy opleveren. Powned voert aan dat zij met de beelden het publiek wil informeren over misstanden in de samenleving en hoe daartegen op te treden. Volgens haar dient haar vrijheid van meningsuiting zwaarder te wegen dan het portretrecht van de heer X.

Schending persoonlijke levenssfeer en portretrecht

De rechtbank is het eens met de heer X dat de beelden als een schending van zijn persoonlijke levenssfeer kunnen worden aangemerkt (artikel 8 EVRM). De heer X heeft dan ook redelijk belang zich op grond van zijn portretrecht tegen publicatie te verzetten. Vervolgens maakt de rechtbank een afweging of het recht van Powned op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) zwaarder dient te wegen dan het recht op privacy van de heer X . Powned dient zich volgens de rechtbank openbaar, kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden in de samenleving. De heer X dient daarentegen niet te gemakkelijk wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit over zijn privégegevens en privésituatie. De belangenafweging van de rechtbank valt uit in het voordeel van de heer X. Zij erkent dat met de uitzending van Powlitie een maatschappelijk belang wordt gediend, maar is van mening dat aan deze doelstelling ook kan worden voldaan zonder dat de heer X herkenbaar in beeld wordt gebracht. De rechtbank overweegt dat met tonen van het portret van de heer X de opsporing niet is gediend. De heer X is immers op heterdaad betrapt en daarna aangehouden. Uit de opzet van het programma blijkt daarnaast niet dat de uitzending tot doel heeft het publiek te waarschuwen tegen de heer X. De rechtbank wijst er tevens op dat de heer X met publicatie van de beelden openbaar te schande zou worden gezet, zonder dat de rechter over de feiten heeft kunnen oordelen. Iemand openbaar aan de schandpaal nagelen is in strijd met onze rechtsstaat. De rechtbank komt tot de conclusie dat het uitzenden van de beelden een schending van het portretrecht van de heer X oplevert. Zij verbiedt Powned de beelden uit te zenden onder oplegging van een dwangsom.

Conclusie

De rechtbank is mijns inziens duidelijk in haar oordeel. Bij publicatie van portretten van verdachten van strafbare feiten is in beginsel terughoudend op zijn plaats. Haar vonnis is in lijn met het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 maart jl. In dit arrest oordeelde het hof dat Het Parool geen herkenbare foto van een verdachte mocht plaatsen. Ik ben van mening dat publicatie slechts geoorloofd is, indien daarmee de opsporing van de verdachte wordt gediend en/of het publiek wordt gewaarschuwd. Het tonen van de foto’s van verdachten, zoals bij de dodelijke overval op de juwelier in Den Haag, vind ik dan ook aanvaardbaar. De verdachten waren immers voortvluchtig, en vormden mogelijk een gevaar voor de samenleving.

Gilyan Parker