1 december 2009

Verschillen tussen ontslagvergoedingen blijven bestaan

Door Gilyan Parker

De kantonrechtersformule geldt alleen voor de ontbindingsprocedure.

De hoogte van de vergoeding bij een kennelijk onredelijk ontslag hangt van alle omstandigheden af; daarvoor geldt geen formule. Aldus de Hoge Raad op 27 november 2009.

Ontbindingsprocedure

Een werkgever kan een arbeidsovereenkomst beëindigen door ontbinding te vragen aan de kantonrechter. De kantonrechter bepaalt daarbij aan de hand van de kantonrechtersformule of de werkgever een vergoeding moet betalen. Die formule is ook wel bekend als de ABC-formule. Daarbij is A het aantal gewerkte jaren, B het salaris en C een correctiefactor die afhankelijk is van de vraag of de werkgever of de werknemer meer verwijt treft bij het ontslag.

Ontslag via UWV Werkbedrijf

Als alternatief kan de werkgever het UWV Werkbedrijf om toestemming voor ontslag vragen. Na verkregen toestemming zegt de werkgever de arbeidsovereenkomst op met inachtneming van de opzegtermijn. Hij hoeft de werknemer geen vergoeding te betalen; daar geeft het UWV Werkbedrijf geen beslissing over. Als de werknemer na ontslag toch een vergoeding wil, moet de werknemer een zogeheten kennelijk onredelijk ontslagprocedure bij de rechter starten. Daarin stelt de werknemer dat hij onredelijk is benadeeld door het ontslag en dat de werkgever onvoldoende rekening met zijn belang heeft gehouden door geen of een lage vergoeding toe te kennen.

Formules door gerechtshoven

Hoe moet worden vastgesteld of het ontslag kennelijk onredelijk is en zo ja op welke vergoeding heeft de werknemer dan recht? De gerechtshoven hebben daarvoor in 2008 en 2009 formules bedacht die aansluiten bij de kantonrechtersformule. Vier hoven bedachten een formule die gebaseerd is op de kantonrechtersformule van vóór 1 januari 2009 en met een standaardcorrectie van 0,5 (de XYZ-formule). Het Hof Den Haag had een eigen variant: de huidige kantonrechtersformule met een standaardcorrectie van 0,7.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad wil niet weten van deze formules bij kennelijk onredelijk ontslag. Op 27 november heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de kantonrechterformule niet kan worden toegepast bij kennelijk onredelijk ontslagprocedures. Ook heeft de Hoge Raad gezegd dat zo’n standaardcorrectie niet kan.

Volgens de Hoge Raad moet eerst aan de hand van alle feiten die bij de zaak van belang zijn door de rechter worden vastgesteld óf het ontslag kennelijk onredelijk is. Het enkele feit dat de werkgever geen vergoeding heeft toegekend, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Áls de rechter het ontslag kennelijk onredelijk vindt dan moet de rechter weer aan de hand van alle feiten en omstandigheden vaststellen hoe hoog de schadevergoeding is die de werknemer krijgt. Dat hangt bijvoorbeeld af van het gedrag van de werkgever.

Conclusie

De uitspraak geeft duidelijkheid: de kantonrechtersformule geldt niet bij kennelijk onredelijk ontslag. En de uitspraak geeft aan dat het niet aanbieden van een vergoeding door de werkgever niet op zichzelf leidt tot kennelijk onredelijk ontslag. De uitspraak geeft ook onduidelijkheid: de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is en hoe hoog de vergoeding voor de werknemer is, moet worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval zonder dat duidelijk is welke financiële waarde aan bepaalde omstandigheden wordt toegekend. Op basis van al wat oudere rechtspraak is wel duidelijk dat een vergoeding vanwege kennelijk onredelijk ontslag (veel) lager is dan een vergoeding op grond van de kantonrechtersformule. De ontslagroute via UWV Werkbedrijf blijft voor werkgevers een aantrekkelijke route.

Voor meer informatie over ontslag en vergoedingen kunt u contact opnemen met mij of één van de andere advocaten van de sectie Arbeidsrecht.

Gilyan Parker