25 februari 2015

Zorgplicht van banken jegens derden

Door Gilyan Parker

Banken vervullen een belangrijke functie in onze maatschappij. Bij de uitvoering van hun taken hebben zij een specifieke zorgplicht ten opzichte van hun klanten.

Deze zorgplicht komt de laatste jaren regelmatig in de publiciteit . Eind 2014 nog heeft de Autoriteit Financiële Markten een verkennend onderzoek gestart naar de werkwijze van de afdelingen bijzonder beheer van de banken ten opzichte van het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast hebben banken ook jegens derden een bijzondere zorgplicht. Die zorgplicht wil ik in deze blog kort bespreken.

Bancaire zorgplicht jegens derden

Zo heeft de Hoge Raad in het zogenaamde Safe Haven-arrest (Hoge Raad 23 december 2004, NJ 2006) bepaald, dat een bank onder omstandigheden ook een maatschappelijke zorgplicht jegens derden heeft. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden, door geen nader onderzoek te verrichten op het moment dat zij zich realiseerde dat een van haar rekeninghouders (Safe Haven) beleggingsactiviteiten verrichtte zonder de daarvoor benodigde vergunning te hebben. Daarmee handelde Safe Haven in strijd met de financiële toezichtwetgeving, die ten doel heeft de belangen van derden (beleggers) te beschermen. In een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 maart 2014 (JOR 2014/136) werd de zorgplicht van de bank ten opzichte van derden nog een beetje ruimer uitgelegd. Daarin bepaalde het hof dat de bank haar zorgplicht jegens derden schendt, indien zij geen nader onderzoek naar betalingsactiviteiten van haar klant verricht, terwijl zij had behoren te weten dat de activiteiten in strijd met de wet waren. Het hof gaat hier dus nog een stapje verder, door al een schending van de zorgplicht aan te nemen zonder dat vast was komen te staan dat de bank zich daadwerkelijk had gerealiseerd dat er wederrechtelijke activiteiten plaatsvonden. Hoewel uit bovengenoemde arresten voortvloeit dat de bank ook jegens derden een maatschappelijke zorgplicht heeft, is de bank slechts onder bijzondere omstandigheden jegens derden aansprakelijk. Zoals uit deze twee arresten blijkt kan een bijzondere omstandigheid daaruit  bestaan dat de bank weet, althans behoort te weten dat een van haar klanten een wettelijke norm schendt, die strekt ter bescherming van de belangen van derden. De beoordeling of de bank door derden aansprakelijk kan worden gehouden hangt nauw samen met de feiten en omstandigheden van het geval. Er zijn ook genoeg voorbeelden van gevallen waarin derden zonder succes trachten hun schade op een bank te verhalen.

Bancaire zorgplicht niet onbegrensd

Zo bijvoorbeeld in een arrest van de Rechtbank Amsterdam van 10 september 2014 (JOR 2015/36). Ook hier waren de gedupeerde derden beleggers. Zij hadden in een bouwproject in Oost-Europa geïnvesteerd. De geïnvesteerde gelden werden echter door de bestuurders van de betreffende rechtspersonen aan de onderneming onttrokken, hetgeen uiteindelijk tot het faillissement van de vennootschappen leidde. Volgens de gedupeerde beleggers had de bank uit de prospectussen die met betrekking tot het bouwproject waren gepubliceerd, kunnen afleiden dat er in de beginfase van het project slechts twee transacties hadden moeten plaatsvinden. In plaats daarvan werden er grote bedragen tussen de vennootschappen heen en weer geboekt met een eensluidende omschrijving: “conform afspraak”. Door geen onderzoek naar deze transacties in te stellen, zo stelden de beleggers, heeft de bank haar maatschappelijke zorgplicht jegens derden geschonden. De rechtbank oordeelde echter anders. Van een bank kan niet worden gevergd dat zij alle betalingen zo bijhoudt en analyseert, dat zij ongebruikelijke transacties opmerkt, ook al vallen deze transacties niet onder financiële toezichtwetgeving. Hoewel de beleggers in dit geval derhalve slachtoffer zijn geworden van fraude, heeft de bank niet onrechtmatig jegens hen gehandeld. Ook in een ander recent geval meende een derde de bank aansprakelijk te kunnen houden op grond van haar maatschappelijke zorgplicht (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:10276). Daarin was een aannemer van mening, dat de bank haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden, door aan zijn opdrachtgever een hypothecaire geldlening voor de bouw van een woning te verstrekken. De aannemer was van mening dat het op grond van de financiële positie van de opdrachtgever op voorhand duidelijk was, dat de lening niet zou worden gebruikt voor de financiering van het huis, maar voor andere doeleinden. Dientengevolge bleven de facturen van de aannemer onbetaald. Het hof oordeelde echter dat de bank haar maatschappelijke zorgplicht in dit geval niet had overschreden. De norm die overkreditering verbiedt, strekt namelijk tot bescherming van diegene aan wie de lening wordt verstrekt, niet tot bescherming van de crediteuren van die persoon. De bank is dan ook niet verantwoordelijk jegens crediteuren die met lege handen komen te staan omdat de lening voor andere doeleinden is aangewend, aldus het hof.

Conclusie

Uit bovenstaande arresten blijkt dat banken in beginsel ook jegens derden een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Deze strekt echter niet zo ver, dat zij derden tegen frauduleuze handelingen of geldverkwisting van haar klanten dient te beschermen. Of een bank aansprakelijk gesteld kan worden voor schade hangt altijd sterk af van de omstandigheden van het geval. Indien men van mening is dat een bank haar zorgplicht heeft geschonden, kan een adviserend gesprek dan ook verhelderend werken om de eigen rechtspositie goed in beeld te krijgen.

Gilyan Parker