13 augustus 2012

Aanpassing huwelijksvoorwaarden bij einde huwelijk

Door Gilyan Parker

Huwelijksvoorwaarden zijn nog altijd heilig in Nederland.

Wat er in staat en wat partijen ooit in een ver verleden, toen hun situatie nog geheel anders lag, hebben afgesproken, moet vele jaren later nog letterlijk worden nagekomen. Vaak zijn partijen bij het aangaan van het huwelijk nog jong, verliefd en in de heilige veronderstelling dat zeker bij hen van toepassing is dat ze nog lang en gelukkig zullen leven. In dat licht bezien worden dan huwelijkse voorwaarden opgesteld en ondertekend in vol vertrouwen en met name in de veronderstelling dat die huwelijksvoorwaarden nooit uit een la zullen moeten worden gehaald. Dat kan wel eens anders uitpakken.

Uitgangspunt: niets gemeenschappelijk, geen verrekenplicht

Zo ook bij het echtpaar Smit, getrouwd in 1960, onder het opmaken van huwelijkse voorwaarden waarbij elke gemeenschap van goederen is uitgesloten. In feite dus, niets is gemeenschappelijk. Ook een zogenaamde verrekenplicht is niet opgenomen. Een verrekenplicht houdt kort gezegd in dat je wel afspreekt dat wat je samen hebt opgebouwd, gemeenschappelijk wordt of blijft. In dit geval is het woonhuis op naam van de vrouw gezet met het oog op eventuele schuldeisers van de man, een achterliggende reden die vaak wordt benoemd en reden is voor aanstaande echtparen huwelijksvoorwaarden op te stellen. Voor de rest verliep het huwelijk zoals nog veel huwelijken verlopen, de man werkte, de vrouw zorgde voor de kinderen en het geld dat binnen kwam werd door het echtpaar als gezamenlijke inkomsten gezien. Kortom partijen leefden als of zij in gemeenschap van goederen waren gehuwd. In 1991 gaat het mis en gaan partijen feitelijk uit elkaar. Ook dan worden de bankrekeningen niet gesplitst maar na de feitelijke scheiding leefden partijen eigenlijk nog gewoon van de gemeenschappelijke bankrekeningen en de inkomsten die daarop binnen kwamen. Dan volgt de juridische scheiding en de man stelt zich op het standpunt dat de financiële afwikkeling dient te geschieden alsof partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd omdat dit volgens hem het meest recht doet aan de wijze waarop partijen altijd hebben geleefd. De redelijkheid en billijkheid, aldus de man, brengt deze wijze van afwikkeling met zich mee. De vrouw stelt dat zij altijd het huishouden heeft gedaan en de kinderen heeft verzorgd en geen inzicht had in de betekenis van de huwelijkse voorwaarden bij het aangaan van het huwelijk. Wel stelt zij dat toen partijen de echtelijke woning kochten, de man tegen haar had gezegd dat dit haar huis was.

Overwegingen rechtbank Utrecht

De rechtbank Utrecht buigt zich recent over de zaak (LJN: BX4241). Deze stelt dat de geldende huwelijksvoorwaarden uitgangspunt dienen te zijn voor de afwikkeling van de gevolgen van het huwelijk. Echter, zo stelt de rechtbank, een krachtens een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden tussen partijen geldende regel is niet toepasselijk, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij kan zeer wel belang worden gehecht aan onderling overeenstemmend gedrag tijdens het huwelijk, ook als dat gedrag afweek van de huwelijkse voorwaarden. De Hoge Raad heeft in juni 2004 een gelijke redenering gevolgd.

Strijd met redelijkheid en billijkheid

De rechtbank stelt dan dat haar genoegzaam is gebleken dat partijen inderdaad gedurende hun vijftig jarig durende huwelijks hebben geleefd als waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd en dus volledig hebben afgeweken van de inhoud en de strekking van de huwelijkse voorwaarden. De toepassing van de huwelijksvoorwaarden is dan ook, volgens de rechtbank, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus moet afgewikkeld worden als ware partijen in gemeenschap van goederen gehuwd. De waarde van de woning moet dan ook tussen partijen worden verdeeld.

Conclusie

Een terechte uitspraak, maar let op de omstandigheden, een huwelijk van ruim 50 jaar met een traditioneel rollenpatroon. De toekomst zal moeten leren in hoeverre deze lijn zal worden voortgezet in minder sprekende gevallen. Voor verdere vragen of dit of andere familierechterlijke onderwerpen kunt u bij mij of bij een van mijn sectiegenoten terecht.

Gilyan Parker