19 oktober 2008

Google moet persoonsgegevens afstaan

Door Gilyan Parker

De Rechtbank Amsterdam heeft Google veroordeeld tot het verstrekken van persoonsgegevens van een gebruiker van een Gmail-account.

In deze zaak ging het de eiser erom te achterhalen wie degene was achter een emailaccount bij de Google e-mail service “Gmail”. Eiser kon bewijzen dat degene achter de account waarschijnlijk verantwoordelijk was voor het zonder toestemming “forwarden” van e-mails van het bedrijf van eiser naar het Gmail-adres. Saillant detail was dat het ging om privé e-mails van een bestuurder die in echtscheiding lag.

De Rechtbank besloot bij de beoordeling aan bij bestaande jurisprudentie (o.a. de zaak Lycos/Pessers) waarin – kort gezegd – is bepaald dat een aanbieder van internetdiensten, zoals een hosting provider, onder omstandigheden gehouden is om gegevens van een gebruiker van de internetdiensten te verstrekken.

Uitgangspunt daarbij is dat voldoende aannemelijk moet zijn dat de gepubliceerde informatie jegens de verzoeker van de gegevens onrechtmatig zou kunnen zijn en dat deze daardoor schade kan lijden. Verder geldt dat buiten redelijke twijfel dient te zijn dat degene van wie de gevraagde persoonlijke gegevens wordt verzocht, degene is die zich aan het onrechtmatig handelen schuldig heeft gemaakt.

Dit betekent dat dus ook wanneer de onrechtmatigheid niet 100% zeker is, de aanbieder van internetdiensten de gegevens onder omstandigheden dient te verstrekken. Het niet voldoen aan dit verzoek kan jegens de verzoeker onder omstandigheden onrechtmatig zijn. Dit kan het geval zijn indien:

  • de mogelijkheid dat informatie jegens de verzoeker onrechtmatig en schadelijk is, voldoende aannemelijk is;
  • de verzoeker reëel belang heeft bij de verkrijging van de gegevens;
  • aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de gegevens te achterhalen;
  • afweging van de betrokken belangen van de verzoeker, de service provider en de vermeende inbreukmaker (voor zover kenbaar) meebrengt dat het belang van de verzoeker prevaleert.

Er vindt dus altijd een belangenafweging plaats.

De Rechtbank oordeelde in deze zaak dat het zonder toestemming toegang verschaffen tot e-mails op zich al een afdoend en voldoende vermoeden oplevert dat onrechtmatig jegens verzoeker is gehandeld.

Verder achtte de Rechtbank het aannemelijk dat de houder van het Gmail-adres er voor had gezorgd dat de e-mails vanuit het bedrijf van verzoeker werden geforward naar het Gmail-adres, dan wel dat diegene kennis heeft over de identiteit van degene die daarvoor had gezorgd.

Google voerde in de procedure nog aan dat niet 100% zeker is dat met de gevraagde gegevens van de houder van de Gmail-account de identiteit van die gebruiker zou zijn te achterhalen omdat Google niet controleert of de opgegeven gegevens kloppen. De Rechtbank oordeelde dat er wel een kans bestaat dat met de verzochte gegevens de identiteit van de gebruiker te achterhalen is, zodat de verzoeker een voldoende belang heeft bij de verkrijging van de gegevens.

Google voerde verder nog aan dat verzoeker andere, minder ingrijpende maatregelen had moeten betrachten om achter de identiteit van de houder van het Gmail-adres te komen. De Rechtbank passeert dit verweer omdat de verzoeker al het nodige had geprobeerd om achter de identiteit van de dader te komen.

Tot slot oordeelde de rechtbank dat de verzoeker een zwaarwegender belang heeft bij verkrijging van de gegevens dan Google bij de geheimhouding daarvan. Daarbij speelde een rol dat tijdens de procedure bleek dat de inhoud van de e-mails ook aan derden zijn overhandigd en er sprake is van misbruik van de e-mails jegens verzoeker.

Google wordt veroordeeld om de bij haar bekende gegevens aan verzoeker te verstrekken.

De uitspraak vindt u hier.

Gilyan Parker