6 november 2012

Einde bodemverhuur-constructie?

Door Gilyan Parker

Indien een ondernemer een achterstand in betaling van belastingen laat ontstaan, heeft de Belastingdienst middelen om deze vordering te innen.

Het bodemrecht is zo’n maatregel van de Belastingdienst om belastingschulden te innen. Zij kan zich verhalen op roerende zaken (niet zijnde
transportmiddelen en voorraden) die zich bevinden op “de bodem” van een ondernemer. Met de bodem wordt bedoeld dat het moet gaan om een bedrijfspand dat bijvoorbeeld door de ondernemer wordt gehuurd. Daarvoor is het niet relevant of deze zaken ook eigendom zijn van de ondernemer. Het bodemvoorrecht geeft de vordering van de Belastingdienst voorrang op de vorderingen van de andere schuldeisers op deze “bodemzaken”.

Bodembeslag Belastingdienst

Het is echter wel zaak voor de Belastingdienst om als eerste een beroep te doen op dit voorrecht. Zij moet als eerste beslag leggen op die goederen (bodembeslag). Een bodembeslag geeft de Belastingdienst dus een voorrecht op de goederen. Pandhouders vissen dan achter het net. Om die reden hebben pandhouders, zoals Banken en alle belang bij om de Belastingdienst voor te blijven. Dit is al jaren een “strijd”. Een pandrecht is sneller in te roepen dan het leggen van bodembeslag en daardoor trekt de Belastingdienst vaak aan het kortste eind. Ook kan de Bank ervoor zorgen dat zij de “bodem” onder de goederen vandaan haalt. De zogenaamde “bodemverhuurconstructie”. Als er geen bodem is van de ondernemer met de belastingschuld, kan er ook geen bodembeslag worden gelegd. De gevolgen van zo’n bodemverhuurconstructie zijn vaak groot. Het bedrijf wordt door de Bank gesloten en een faillissement is vaak onafwendbaar. In een faillissement zal de bank – als pandhouder – zijn rechten uitoefenen en de Belastingdienst zal wederom achter het net vissen.

Nu komt de Belastingdienst met een nieuw voorstel als onderdeel van het Belastingplan 2013. Als reden geven zij op dat de huidige wetgeving constructiegevoelig is, hetgeen wel is gebleken.

Wetsvoorstel: mededelingsplicht

De Belastingdienst heeft nu een mededelingsplicht voorgesteld. In het voorstel krijgen pandhouders of andere derden, de plicht om de ontvanger te melden dat zij binnen vier weken van plan zijn hun rechten uit te oefenen of iets anders te doen waardoor de zaak geen bodemzaak meer is. Handelingen die worden verricht in de normale uitoefening van de onderneming hoeven niet te worden gemeld. De Belastingdienst heeft na een melding vier weken de tijd om zo nodig maatregelen te treffen. Laat de pandhouder deze mededeling achterwege, dan riskeert hij dat hij de executiewaarde van de goederen (tot maximaal het bedrag aan openstaande belastingschulden) aan de Ontvanger moet vergoeden. Deze regeling zal gaan gelden voor nieuwe belastingschulden en nieuwe zekerheidsrechten met ingang van 1 januari 2013. Voor bestaande gevallen geldt een overgangsperiode van drie maanden. Een
rechthebbende heeft pas een mededelingsplicht als het totaal van bodemzaken waar hij een zekerheidsrecht op heeft, het drempelbedrag van (vooralsnog) € 10.000 te boven gaat.

De banken (of andere derden) zullen waarschijnlijk door deze voorgenomen maatregelen meer inzage willen in de belastingschulden van een ondernemer voordat zij een krediet verstrekken. Zij zullen wellicht een verklaring omtrent het betalingsgedrag van de ondernemer, afgegeven door de Belastingdienst willen ontvangen. Hoe het verder zal uitpakken en of deze regeling niet “constructiegevoelig” is, zal nog moeten blijken.

Heeft u vragen, dan kunt u contact met mij opnemen.

Gilyan Parker