20 januari 2013

Geen reflexwerking “payrollregels” bij verval arbeidsplaatsen

Door Gilyan Parker

Onlangs heeft de kantonrechter Rotterdam principiële én opmerkelijke uitspraken gedaan in tien gelijkwaardige ontbindingsprocedures: aan het hoofdstuk over payrollondernemingen van de Beleidsregels Ontslagtaak van het UWV, dient in een ontbindingsprocedure geen reflexwerking te worden toegekend.

Afspiegelingsbeginsel

Het is inmiddels vrij bekend dat een werkgever die vanwege bedrijfseconomische redenen haar personeelsbestand wenst in te krimpen, het zogeheten afspiegelingsbeginsel dient toe te passen. Door toepassing van het afspiegelingsbeginsel, zou een objectieve –en dus onafhankelijk van de wensen en voorkeuren van de werkgever- selectie plaatsvinden van voor ontslag voor te dragen werknemers. Alhoewel dit beginsel enkel is opgenomen in de Beleidsregels Ontslagtaak van het UWV, beoordelen kantonrechters dergelijke ontbindingsverzoeken veelal binnen hetzelfde kader: de reflexwerking van het afspiegelingsbeginsel.

Payrollondernemingen uitgezonderd

Sinds 2010 bevatten voornoemde Beleidsregels echter een uitzondering voor payrollondernemingen. Voor een payrollonderneming is reeds toestemming voor ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen mogelijk, indien wordt aangetoond dat de opdrachtgever de opdracht waarvoor de betreffende werknemer te werk is gesteld, heeft ingetrokken. Deze toevoeging aan de Beleidsregels heeft aldus bewerkstelligd dat werknemers die via een payrollconstructie te werk zijn gesteld, aanzienlijk minder ontslagbescherming genieten dan werknemers in een “reguliere” arbeidsverhouding. Ten onrechte, aldus de kantonrechter Rotterdam.

Beleidsregels vs BBA/Ontslagbesluit

Volgens de kantonrechter is het betreffende hoofdstuk van de Beleidsregels strijdig met het aan de Beleidsregels ten grondslag liggende BBA 1945 en het Ontslagbesluit. De kantonrechter overwoog dat de beschermingsgedachte achter de genoemde regelingen met zich meebrengt, dat door specifieke constructies die partijen aan hun handelingen hebben gegeven dient te worden heengekeken. Concreet komt het er volgens de kantonrechter bij payrollconstructies op neer dat niet enkel naar de situatie van de formele werkgever dient te worden gekeken, maar ook naar de aangevoerde bedrijfseconomische redenen én daarmee de gehanteerde ontslagvolgorde van de opdrachtgever (zijnde de meer materiele werkgever). Aldus dient de formele werkgever de opdrachtgever te verplichten het afspiegelingsbeginsel toe te passen, bij gebreke waarvan ook een ontbindingsverzoek van de formele werkgever dient te worden afgewezen.

Aanbeveling

Voor werkgevers die werken op basis van payrollconstructies, verdient het daarom aanbeveling concrete afspraken te maken met de opdrachtgever. Als afspraken over afspiegeling achterwege blijven, dan loopt de formele werkgever een risico ten aanzien van werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst niet via de UWV-route beëindigd kan worden. Nieuwe opdrachten liggen immers niet altijd voor het oprapen, waardoor een ingetrokken opdracht én een geweigerde ontbinding er in kunnen resulteren dat de arbeidsverhouding voortduurt, zonder dat de werknemer behoeft te werken voor zijn geld.

Voor meer informatie over arbeidsrecht bij GMW Advocaten kllik hier.

Gilyan Parker