5 juni 2012

Mag de bank een krediet zomaar opzeggen?

Door Gilyan Parker

De rechtspraktijk toont de afgelopen jaren in toenemende mate dat banken zorgvuldiger en voorzichtiger moeten zijn bij het opzeggen van kredieten.

Ik schreef daar al eerder over in mijn weblog van 16 september 2011 (“Opzegging kredietrelatie door bank”).

Uit jurisprudentie en literatuur van de afgelopen jaren kan inmiddels een negental factoren worden gedestilleerd die elk toetssteen vormen voor het antwoord op de vraag of de bank al dan niet zorgvuldig en/of proportioneel heeft gehandeld bij opzegging van een krediet. Deze toetsstenen luiden als volgt:

  • het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer alsmede de mate waarin en de tijdigheid waarmee deze de bank op de hoogte heeft gesteld en stelt van alle voor de kredietrelatie relevante omstandigheden
  • een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid en/of aanmerkelijke toeneming van het bancaire kredietrisico, waarbij met name van belang zal zijn of er voldoende dekking door zekerheid bestaat dan wel kan worden verleend en de mate van waarschijnlijkheid of en in welke omvang deze zal blijven bestaan (alles te stellen op de liquidatiewaarde)
  • de kans dat de onderneming van de kredietnemer, al of niet na reorganisatie of doorstart, zal overleven en de mate waarin de kredietnemer een reorganisatie heeft opgestart
  • of en in welke mate de kredietnemer toerekenbaar is tekortgeschoten (bijvoorbeeld door (structurele en/of ruime) overschrijding van de kredietlimiet)
  • de duur, de mate van exclusiviteit, de omvang en de ingewikkeldheid en het verloop van de kredietrelatie
  • welke termijn de kredietnemer krijgt om een andere (huis-)bankier te zoeken en welke ernstige financiële problemen voor de kredietnemer (zullen) ontstaan, indien hij zijn financieringsbehoefte niet op korte termijn elders kan onderbrengen
  • de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of en in welke mate de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd
  • of de bank door eigen gedragingen (zoals toestaan dat de kredietlimiet wordt overschreden) verwachtingen heeft gewekt
  • andere maatschappelijke belangen (waaronder het voortbestaan van werkgelegenheid).

De bank doet er goed aan om bij het voornemen om tot opzegging van krediet te komen al deze factoren voorafgaand in ogenschouw te nemen.

De ondernemer/kredietnemer moet een (dreigend) besluit van de bank om het krediet op te zeggen ook toetsen aan genoemde factoren. Indien hij vindt dat zijn bank te lichtvaardig tot opzegging is overgegaan of gaat komen, dient hij snel te handelen. Als de bank niet snel op een eenmaal genomen besluit terugkomt, kan in kort geding de voorlopige voortzetting van het krediet worden afgedwongen. De aanwezigheid van een spoedeisend belang, een noodzakelijke omstandigheid die de voorzieningenrechter op het moment dat hem een vordering wordt voorgelegd in zijn beoordeling betrekt, zal daarbij doorgaans geen probleem vormen. Een lichtvaardig handelende bank die genoemde factioren niet zorgvuldig op het concrete geval heeft toegepast, zal het in kort geding naar mijn mening niet redden. Dus banken en ondernemers, let goed op!

Gilyan Parker