19 oktober 2008

Meer duidelijkheid hoogte vergoeding bij ontslag

Door Gilyan Parker

Het Hof Den Haag heeft in zeven arresten van 14 oktober 2008 getracht meer duidelijkheid te creëren voor wat betreft de vaststelling van de hoogte van de vergoeding in het geval van een kennelijk onredelijk ontslag-procedure.

 

Ontbindingsprocedure

Het arbeidsrecht kent verschillende manieren op grond waarvan een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd. Eén van deze manieren is de ontbindingsprocedure op grond van artikel 7:685 BW. Dit artikel schrijft voor dat zowel werkgevers als werknemers zich tot de kantonrechter kunnen wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. In het geval ontslag op grond van dit artikel plaatsvindt, wordt voor het bepalen van de ontbindingsvergoeding veelal aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule. De kantonrechtersformule is de richtlijn die is opgesteld door de gezamenlijke kantonrechters in Nederland ter bepaling van de hoogte van de zogenaamde ontbindingsvergoeding.

Kennelijk onredelijk ontslag-procedure

Een werkgever kan een arbeidsovereenkomst ook beëindigen door middel van het vragen van het toestemming aan het CWI. Het CWI beoordeelt of de ontslagaanvraag redelijk is maar stelt hierbij geen ontbindingsvergoeding voor de werknemer vast. Als een werknemer van mening is dat hij kennelijk onredelijk is ontslagen en aanspraak wil maken op een ontslagvergoeding, kan hij een procedure “kennelijk onredelijk ontslag” opstarten.

Verschillende manieren van vaststellen vergoeding

In een kennelijk onredelijk ontslag-procedure moet de kantonrechter beoordelen of het ontslag zo onredelijk is dat de werknemer recht heeft op een vergoeding. Bij de toekenning van een ontslagvergoeding in deze procedure laat de rechtspraak een grote verscheidenheid aan methodes ter bepaling van deze vergoeding zien. Zo is de lagere rechtspraak verdeeld. Er zijn kantonrechters die de kantonrechtersformule toepassen bij kennelijk onredelijk ontslag-procedures, er zijn er ook die dat niet doen. De hoven daarentegen hebben zich de laatste jaren veelal gekeerd tegen het gebruik van de kantonrechtersformule bij kennelijk onredelijk ontslag terwijl de Hoge Raad er zich tot dusverre  niet over heeft uitgesproken. De vergoeding die gerechtshoven toekennen is over het algemeen vrij laag.

Meer rechtseenheid

Het Hof Den Haag is van mening dat deze situatie de rechtseenheid niet ten goede komt. In deze uitspraken kiest het Hof er voor om bij de vaststelling van ontslagvergoedingen in kennelijk onredelijk ontslag-procedures de kantonrechtersformule wél als uitgangspunt te nemen.
Om toch enig verschil te creëren tussen de ontbindingsprocedure en de kennelijk onredelijk ontslag-procedure, kiest het Hof ervoor om voor de bepaling van de ontslagvergoeding in kennelijk onredelijke ontslag-zaken uit te gaan van 70% van de uitkomst van de kantonrechtersformule. Werkgevers en werknemers weten dus eerder waar zij aan toe zijn in een kennelijk onredelijke ontslag-procedure. Deze duidelijkheid lijkt wel ten koste te gaan van de portemonnee van de werkgever. Want 70% van de kantonrechtersformule zal voor al een oudere werknemer die lang in dienst is, meer dan nu opleveren bij een kennelijk onredelijk ontslag.
De verschillen tussen de kennelijk onredelijk ontslag-procedure en de ontbindingsprocedure komen tot uitdrukking  in de ondermeer – in de regel – aan de kennelijk onredelijk ontslag-procedure voorafgaande CWI-toetsing, de toepasselijkheid van een opzegtermijn en de in het wettelijk criterium besloten liggende drempel (“kennelijk”). Deze verschillen met de ontbindingsprocedure rechtvaardigen naar het oordeel van het Hof een begroting van de billijke vergoeding op 70% van de uitkomst van de kantonrechtersformule.

De advocaten van de Praktijkgroep Arbeidsrecht kunnen u meer vertellen over dit onderwerp.

Gilyan Parker