14 oktober 2012

Onjuiste inlichting niet altijd onrechtmatige overheidsdaad

Door Gilyan Parker

In zijn arrest van 25 mei 2012 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het geven van onjuiste of onvolledige inlichtingen van een gemeente aan een burger in casu niet heeft geleid tot een onrechtmatige overheidsdaad.

Casus: herijking bestemmingsplan

Wat speelde er? Verweerder heeft een groot bedrijfsoppervlak dat hij ruimtelijk opnieuw wenst in te vullen vooruitlopend op de herijking van het bestemmingsplan ter plaatse. De advocaat van verweerder schrijft de gemeente aan met het verzoek – kort gezegd –  toestemming te verlenen voor het exploiteren van een fitnessruimte en voor de langere termijn medewerking te verlenen voor gehele of gedeeltelijke inrichting van 500 m2 voor de bestemming detailhandel. De gemeente antwoordt bij brief dat het gebruik van een fitnesscentrum zonder meer past in het bestaande bestemmingsplan waarvoor geen toestemming van de gemeente nodig is. Wat betreft de invulling van de 500 m2 deelt de gemeente mee dat het stedenbouwkundige beleid er op is en blijft gericht bedrijfsvloeroppervlakte van detailhandelsvestigingen te beperken tot maximaal 250 m2 zodat niet kan worden voldaan aan het verzoek medewerking te verlenen voor het toestaan van gehele of gedeeltelijke invulling van 500 m2 bedrijfsoppervlakte voor detailhandel. Vast komt te staan dat het bestemmingsplan bij vaststelling door de raad wel een beperking van het vloeroppervlak detailhandel tot 250 m2 per vestiging had, maar dat Gedeputeerde Staten aan die bepaling om een formele reden goedkeuring hebben onthouden. De beperking is dus nooit in werking getreden. Verweerder stelt hierdoor schade te hebben geleden, omdat hij gehandeld heeft naar aanleiding van het antwoord van de gemeente. Hierdoor heeft hij minder vloeroppervlakte verhuurd en dus minder huurinkomsten ontvangen.

Rechtbank ja, hof nee

De rechtbank wijst de vordering af, maar het hof oordeelt wel in het voordeel van de verweerder. Het hof overweegt dat de brief van de advocaat van verweerder niet anders te verstaan is dan een verzoek om duidelijkheid over de situatie. Nu het ging om een concrete vraag over een eenduidige situatie die de gemeente op grond van de bij haar aanwezige informatie dus ook kon beantwoorden. Van de gemeente mocht worden verwacht dat zij erop had gewezen dat het op dat moment geldende bestemmingsplan niet in de weg stond aan het door de belanghebbende gewenste gebruik en heeft zij onrechtmatig gehandeld door dat niet te doen. De gemeente stelt cassatieberoep in en bestrijdt daarin de uitleg die het hof aan de genoemde brieven geeft en de maatstaven die het hof bij zijn onrechtmatigheidsoordeel heeft aangelegd.

Cassatie

De Hoge Raad oordeelt anders. Wel hanteert het hof de juiste maatstaf, maar de vraag of een gemeente, naar aanleiding van een door een belanghebbende gedaan verzoek, onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gedaan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoort volgens de Hoge Raad in eerste plaats de inhoud van het verzoek en hetgeen de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen en de aard van de daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de belanghebbende daaromtrent heeft moeten begrijpen. Pas als de belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met bepaalde inhoud werden gegeven, kan plaats zijn voor het oordeel dat het verstrekken daarvan, indien de mededeling onjuist of onvolledig zijn, onrechtmatig is jegens de belanghebbende.

Volgens de Hoge Raad moet de brief van de advocaat van verweerder worden verstaan als een verzoek om duidelijkheid over de situatie op dat moment wat betreft het gebruik van het perceel voor detailhandel, en dat de gemeente die brief dus in deze zin moet begrijpen. De brief behelst volgens de Hoge Raad enkel een verzoek om toestemming voor ingebruikname als fitnesscentrum als een tijdelijke oplossing en voor de lange termijn, om medewerking te verlenen aan het vinden van een structurele oplossing door het toestaan van meer uitgebreid gebruik van het perceeel voor detailhandel.
Volgens de Hoge Raad zijn voormelde vragen niet gericht op de mogelijkheid van meer uitgebreid gebruik van het perceel voor detailhandel als een tijdelijke oplossing onder het geldende bestemmingsplan. Het antwoord van de gemeente is slechts een antwoord op de gestelde vragen.
Verweerder had volgens de Hoge Raad er niet het gerechtvaardigde vertrouwen aan kunnen ontlenen dat het door hem gewenste ruimere gebruik volgens het bestemmingsplan niet mogelijk was.
Volgens de Hoge Raad gaat de brief niet in op de onder het geldende bestemmingsplan bestaande mogelijkheden van gebruik voor detailhandel. De Hoge Raad is van oordeel dat hierdoor geen plaats is voor een oordeel over de vraag of de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld.

Zorgvuldigheid is geboden

Uit dit arrest blijkt de terughoudendheid bij het aannemen van overheidsaansprakelijkheid voor veronderstelde onrechtmatige informatievoorziening. In dit geval kwam de Hoge Raad niet eens toe aan toetsing daarvan. Iedere keer zal afzonderlijk beoordeeld moeten worden of er omstandigheden zijn die het anders maken waarbij niet gesteld kan worden dat elke onjuiste gegeven inlichting of onvolledige informatievoorziening per definitie onrechtmatig is. Een niet eenvoudige opgave gezien deze uitspraak. Het arrest leert dus wel dat gemeenten zorgvuldig dienen te blijven in de beantwoording van vragen op het gebied van bestemmingsplannen.

Gilyan Parker