6 januari 2015

Rechten ontlenen aan informatie van pensioenuitvoerder

Door Gilyan Parker

Een werknemer mag onder omstandigheden vertrouwen op de informatie over zijn pensioenaanspraken, die de pensioenuitvoerder jaarlijks verstrekt via het UPO (Uniform Pensioen Overzicht).

Van een pensioenuitvoerder mag goede en heldere communicatie over pensioen worden verwacht. Bij de Tweede Kamer ligt nu het wetsvoorstel Pensioencommunicatie met maatregelen ter verbetering van de communicatie vanuit de pensioenuitvoerder naar de deelnemer aan een pensioenregeling. Op dit moment krijgt een deelnemer jaarlijks via het UPO informatie over het opgebouwde pensioen en over de mogelijke aanspraak bij pensionering.

Onjuiste informatie door pensioenfonds PME

Dergelijke informatie ontving ook een medewerker die werkte bij een bedrijf dat was aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds metaal (PME). Over die UPO had hij nog een paar vragen gesteld. Op 26 juli 2011 deelde PME hem mee dat als hij op zijn 60e met pensioen zou gaan hij tot zijn 65e bijna € 55.000,- bruto ouderdomspensioen zou ontvangen per jaar, en vanaf zijn 65e ruim € 36.000,- bruto per jaar. Op basis hiervan diende de werknemer een half jaar later zijn ontslag in en ging rond zijn 60e met pensioen. Vervolgens hoorde hij enkele maanden later van PME dat hij dan tot zijn 65e maar € 50.000,- bruto per jaar aan ouderdomspensioen zou ontvangen en vanaf zijn 65e slechts een kleine € 25.000,- bruto per jaar.

Pensioenschade

Dat was schrikken voor deze werknemer. Hij sprak het pensioenfonds aan en vorderde schadevergoeding op basis van het verschil tussen het pensioen dat hij dacht te ontvangen op basis van de brief van 26 juli 2011 en de later door PME gecommuniceerde veel lagere bedragen. Hij berekende dit op zo’n twee ton bruto pensioenschade. PME weigerde hem te compenseren en stelde dat de werknemer niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de hogere pensioenbedragen. De werknemer stapte naar de rechter – met succes.

Uitspraken Rechtbank Amsterdam

Volgens de rechtbank mocht de werknemer op grond van artikel 3:35 BW vertrouwen op de informatie van PME in de brief die volgde op de UPO. PME is volgens de kantonrechter “grovelijk” tekort geschoten in de zorgplicht, de informatieplicht, jegens deze deelnemer in de pensioenregeling. PME is daarmee aansprakelijk voor de pensioenschade van deze deelnemer en moet hem in dezelfde positie brengen als die hij gehad zou hebben op basis van de genoemde informatie in de brief van 26 juli 2011. Dit oordeelde de rechtbank op 11 maart 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:8771). Op 16 december 2014 stelde de kantonrechter het bedrag van de door PME te vergoeden schade vast op ruim € 120.000,- netto, met de vermelding dat eventuele belasting daarover door PME verschuldigd is (ECLI:NL:RBAMS:2014:8770).

Ook vertrouwen op UPO?

De rol van het UPO kwam in deze zaak in die zin aan de orde dat PME had gesteld dat de werknemer geen rechten aan de brief van 26 juli 2011 kon ontlenen omdat hij juist op basis van het UPO had kunnen weten dat hij aanspraak had op een veel lager pensioen. Volgens de kantonrechter bevat een UPO echter geen actuele informatie. Er zijn meerdere rechterlijke uitspraken die inhouden dat een deelnemer geen rechten kan ontlenen aan een (onjuiste) UPO en dat dan een beroep op artikel 3:35 BW niet op gaat. Zo oordeelde in 2014 onder andere het Gerechtshof ’s Hertogenbosch, die daarbij aangaf dat het pensioenreglement en niet zozeer de UPO’s bepalend is voor de vraag op welke pensioenuitkering een deelnemer aanspraak kan maken (ECLI:NL:GHSHE:2014:2997). En een vergelijkbare uitspraak deed de Ktr Haarlem in 2013 (ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3804). Dit betekent echter zeker niet dat een deelnemer nooit rechten aan een UPO kan ontlenen. Per individueel geval moet worden bekeken of een deelnemer gerechtvaardigd mag vertrouwen op de informatie van het UPO, en op andere informatie vanuit de pensioenuitvoerder.

Gilyan Parker