31 december 2012

Regels fiscaal bodemvoorrecht gewijzigd

Door Gilyan Parker

In haar weblog van 7 november 2012 schreef Mechteld van Veen-Oudenaarden al over de plannen van de Minister van Financiën om door wijziging van de spelregels van het fiscaal bodemvoorrecht de positie van de Belastingdienst ten opzichte van banken in faillissementen te verbeteren.

Zie weblog: Einde bodemverhuurconstructie. De wijziging is onderdeel van het “Belastingplan 2013”. Dit Belastingplan 2013 is – inclusief de gewijzigde spelregels inzake het bodemvoorrecht – aangenomen door de Eerste Kamer.

Hoe zat het ook alweer?

De Belastingdienst heeft een voorrecht op (de verkoopopbrengst van) alle zaken die zich op de bodem van de schuldenaar bevindt. Denk aan inventaris, machines en dergelijke zaken. Dit bodemvoorrecht van de fiscus gaat voor de voorrechten van andere schuldeisers, zoals pandrecht of eigendomsvoorbehoud, en blijft ook geldig in geval van faillissement van de schuldenaar.
In de praktijk heeft het fiscaal bodemrecht echter niet veel nut voor de Belastingdienst. De pandhouder, vaak banken of lease-maatschappijen, zorgen er met een zg. bodemverhuurconstructie voor dat de schuldenaar niet langer de rechthebbende op de “bodem” (lees: zijn bedrijfsruimte) is, door dit van de schuldenaar te huren. Met het verdwijnen van de bodem zelf, verdwijnt ook het fiscaal bodemvoorrecht.

Wat verandert er?

Als banken hun zekerheidsrechten op bodemzaken van de schuldenaar willen gaan uitoefenen, dan moeten zij ten minste vier weken voordat zij daartoe overgaan daarvan melding maken bij de Belastingdienst. Dit geldt voor alle wijzen van uitoefenen, dus voor executie-verkoop, bodemverhuur, in vuistpand nemen (= weghalen bij de schuldenaar), enz. Gedurende die vier weken kan de Belastingdienst dan maatregelen nemen ter bescherming van haar eigen positie, waaronder het leggen van bodembeslag. Het gevolg daarvan is dat de fiscus wèl voorgaat bij verdeling van de verkoopopbrengst van de bodemzaken. De bodemverhuur- of andere constructies van pandhouders zijn hierdoor zinloos geworden.

Indien de pandhouder toch verhaal neemt op bodemzaken van de schuldenaar zonder dit temelden, dan zal hij de executiewaarde van de betreffende zaken aan de Belastingdienst moeten afdragen. De meldingsplicht geldt voorlopig alleen als het gaat om zaken met een waarde van meerdan € 10.000,=. Onder dat drempelbedrag hoeven voorgenomen maatregelen tot verhaal opbodemzaken niet te worden gemeld.

Wanneer gaat de wetswijziging in?

De wetswijziging gaat in per 1 januari 2013. Voor zekerheidsrechten die reeds voor 1 januari 2013 op bodemzaken zijn gevestigd, geldt een overgangsregeling, die inhoudt dat de meldingsplicht pas ingaat op 1 april 2013. De meldingsplicht geldt bovendien alleen voor belastingschulden van de schuldenaar die zijn ontstaan na 1 januari 2013, en dus niet voor oude belastingschulden.

Gilyan Parker