12 mei 2011

Schadevergoeding bij illegale onderverhuur en hennepteelt

Door Gilyan Parker

Verhuurders worden regelmatig geconfronteerd met huurders die hun woning onderverhuren.

Of die in hun huurwoning hennep telen. Dergelijk gedrag levert meestal een dusdanige wanprestatie op, dat de Rechter in een door de verhuurder aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal besluiten. Maar hoe zit het met de door de verhuurder geleden schade als gevolg van onderverhuur en hennepteelt.

In het algemeen is bij de bepaling van de omvang van de schadevergoeding het uitgangspunt dat het moet gaan om daadwerkelijke en aantoonbaar geleden schade. Daaronder kan volgens vast jurisprudentie ook de inkomsten van de huurder uit onderverhuur en hennepteelt verstaan worden. Probleem voor de verhuurder is om in die gevallen de omvang van de door de huurder gemaakte winst aan te tonen.

In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad nu bepaald dat in de onderhavige zaken de rechter op grond van artikel 6:104 BW een discretionaire bevoegdheid heeft om de schade vast te stellen. Het gaat dan om “een abstracte schadeberekening, waarbij wordt geabstraheerd van de vraag of concreet nadeel is komen vast te staan, zodat zodanig nadeel bij onzekerheid niet door eiser behoeft te worden aangetoond” (HR 18 juni 2010, nr. 08/04766, zie ook HR 16 juni 2006, LJN AU8940, NJ 2006, 585 en Rb’s-Gravenhage 24 november 2010, LJN BP2204).

Vrij vertaald: de rechter kan “met een natte vinger” de  door de huurder gemaakte winsten vaststellen en als schadevergoeding aan de verhuurder toewijzen. Wel heeft de Hoger Raad toegevoegd dat de rechter een en ander met “gepaste terughoudendheid” dient te doen.

Goed nieuws dus voor verhuurders die onderverhurende en henneptelende huurders willen aanpakken.

Gilyan Parker