3 mei 2016

Subsidiegelden terugbetalen via de weg van de bestuurdersaansprakelijkheid? Niet op deze manier.

Door Gilyan Parker

Een zaak die veel media-aandacht kreeg was de zaak waarin voormalig kamerlid Henk Krol persoonlijk werd aangesproken door de vereffenaars van de Stichting Vrienden van de Gaykrant omdat zij vonden dat hij ruim twee ton misbruikt subsidiegeld moest terugbetalen.

De vereffenaars spreken Krol aan op grond van de art 2:9 BW en 6:162 BW (onrechtmatige daad). De rechtbank gaat hier niet in mee. Krol voert als meest verstrekkende verweer tegen vordering aan dat voor zover hij al aansprakelijk zou zijn uit hoofde van onbehoorlijk bestuur dit een vorderingsrecht zou opleveren dat zou toekomen aan de Stichting (in liquidatie) en niet aan de vereffenaars. De rechtbank oordeelt dat dit verweer slaagt. In art 2:9 BW is bepaald dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Een vordering op grond van dit artikel komt daarom toe aan de rechtspersoon en niet aan anderen, zoals de vereffenaars. De Stichting zou dus een beroep moeten doen op dat artikel. Dat de Stichting is ontbonden maakt geen verschil. Een ontbonden onderneming blijft voortbestaan zolang dat voor de vereffening noodzakelijk is. Dit alles geldt ook voor de vordering van de vereffenaars wegens onrechtmatig handelen van Krol jegens SVGK. Ook een vordering op die grond komt toe aan de Stichting. Eisers stellen bij hun primaire vordering ook een eigen vorderingsrecht te hebben jegens gedaagde op grond van artikel 6:162 BW maar daarvoor ontbreekt elke onderbouwing. De vordering van de vereffenaars wordt daarom op formele gronden afgewezen. Eigenlijk is dit niets nieuws. Art 2:9 BW werkt alleen tussen de rechtspersoon en de bestuurder en wordt interne bestuurdersaansprakelijkheid genoemd. Een vereiste voor deze aansprakelijkheid is dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt moet worden gemaakt. Of hiervan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Van aansprakelijkheid is in ieder geval sprake bij een onmiskenbare tekortkoming, indien de bestuurder als geen ‘redelijk handelend bestuurder’ onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld. De rechtbank gaat hier nog wel op in en oordeelt dat er niet voldoende is gesteld door de vereffenaars om aan te nemen dat er een persoonlijk ernstig verwijt te maken valt. Hoe dit verder afloopt is dus onduidelijk. Vermoed wordt dat de vereffenaars in hoger beroep zijn gegaan. Die uitkomst is nog niet bekend.

Gilyan Parker

Gerelateerde blogs

18 augustus 2022

Het belang van het zorgvuldig vastleggen van afspraken in de logistieke dienstverlening

Begin 2021 schakelde Hubbel Lastmile B.V. (“Hubbel”) GMW advocaten in om haar bij te staan/haar te adviseren over het juridische framework. De reden was in verband met de uitbreiding van haar bedrijfsmatige werkzaamheden.

Lees meer

10 mei 2022

Long COVID bij zorgverleners; twee jaar later, wat nu?

Inmiddels weten we veel meer over long COVID dan twee jaar geleden. Long COVID bij zorgverleners is helaas een voorkomend verschijnsel. Maar wat nu? Wat kan u als zorgverlener met long COVID doen? Kunt u schade verhalen op uw werkgever? Onze letselschade advocaat Peter van Eijk vertelt u hier graag meer over.

Lees meer

4 mei 2021

Vergeet de Schadeverzekering Inzittenden niet

"Ik heb geen voorrang verleend en werd met mijn auto aangereden door een vrachtwagen. Het was mijn fout, maar mijn mede-inzittende en ik hebben ernstig letsel opgelopen. Is het nog mogelijk de letselschade die voortvloeit uit dit ongeval vergoed te krijgen?" In deze blog geef ik antwoord op deze vraag.

Lees meer