20 maart 2011

Van passende naar bedongen arbeid

Door Gilyan Parker

In geval van arbeidsongeschiktheid bij een werknemer is (min of meer) algemeen bekend dat de werkgever een loondoorbetalingsverplichting van 104 weken heeft.

Daarnaast hebben zowel werkgever als werknemer re-integratieverplichtingen. Indien de werknemer niet meer zijn eigen werk (de bedongen arbeid) kan verrichten, dan dient naar passende arbeid te worden gezocht. Uit recente uitspraken van verschillende gerechtshoven is duidelijk geworden dat afhankelijk van de omstandigheden de passende arbeid de bedongen arbeid kan worden, met alle (financiële) gevolgen van dien.

Nieuwe loondoorbetalingsverplichting

Op het moment dat een werknemer passende arbeid verricht en voor die arbeid ziek uitvalt, ontstaat vaak de vraag of de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden. Dat is relevant om te achterhalen ondermeer omdat er een nieuwe loondoorbetalingsverplichting van 104 weken kan ontstaan. Als er sprake is van passende arbeid dan loopt die loondoorbetalingsverplichting gewoon door en wordt niet langer/opnieuw 104. De eerste ziekmelding voor de bedongen arbeid is dan immers de start geweest van de 104 weken.

Wanneer werkgever en werknemer uitdrukkelijk overeen komen dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden, bestaat niet zo veel onduidelijkheid. Het gaat om de situatie waarin sprake is van een stilzwijgende wijziging of waarin de werknemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden. Gerechtvaardigd vertrouwen kan gewekt worden door zowel verklaringen als gedragingen.

Belangrijke omstandigheden

Uit de arresten van de verschillende gerechtshoven zijn globaal gezien vier omstandigheden te filteren die van belang zijn bij de beoordeling van de vraag welke waarde partijen redelijkerwijs aan de verklaringen en gedragingen over en weer mochten toekennen. Ten eerste zijn dat de fluctuaties in de aard en de omvang van de passende arbeid. Indien de aard en de omvang voortdurend aangepast moeten worden om de werknemer aan het werk te kunnen houden, dan is dat een belangrijke aanwijzing dat de passende arbeid niet de bedongen arbeid is geworden. Ten tweede speelt het uitzicht op herstel voor de bedongen arbeid een rol. Indien duidelijk is dat de werknemer de bedongen arbeid definitief niet meer kan verrichten, dan kan dat een omstandigheid zijn in samenhang met andere omstandigheden. Ten derde kan de duur van het passende werk een indicatie zijn. IN een van de arresten ging het om passende arbeid die gedurende 20 jaar verricht was.

Contra indicaties

De vierde omstandigheid is juist de uitdrukkelijke mededeling van de werkgever dat de bedongen arbeid niet gewijzigd is. Door duidelijke afspraken te maken over de passende arbeid, steeds te vermelden dat het gaat om bijvoorbeeld werkzaamheden in het kader van re-integratie etc, die werkzaamheden ook dusdanig te monitoren, kan de werkgever helderheid geven. De verantwoordelijkheid voor het creëren van duidelijkheid ligt blijkens de jurisprudentie bij de werkgever. Maar ook hier zullen overige omstandigheden een rol blijven spelen.

Al met al zal het telkens van de betreffende situatie afhangen wat de uitkomst zal zijn. Een werkgever zal zich echter altijd bewust moeten zijn van zijn eigen rol en invloed op die situatie. Voor (aanverwante) vragen over dit onderwerp kunt u terecht bij een van onze arbeidsrechtspecialisten.

Gilyan Parker