3 november 2011

Voordeel uit piramidespel mag men behouden

Door Gilyan Parker

Velen weten het nog uit het nieuws van destijds: in de zomer van 2005 is de “tennis-mecenas” Van den Berg failliet verklaard.

Van den Berg had á la Madoff een piramidespel opgezet, waarbij vooral bemiddelde mensen uit ’t Gooi waren opgelicht. Deze personen leenden aan Van den Berg geld uit, die dit geld voor hen zou investeren, en hun grote rendementen tot wel 50% per half jaar beloofde. In feite investeerde Van den Berg het geld dat hij leende helemaal niet; hij betaalde de eerste deelnemers hun inleg plus hoge rendementen wel terug, maar hij deed dat met de inleg van de volgende personen die in zijn beloftes geloofde. Zoals bij elk piramidespel, ook wel Ponzi-scheme genoemd, gaat dit enige tijd goed, totdat Van den Berg de deelnemers niet meer kon terugbetalen (de inleg) en uitkeren (de beloofde renten). Er waren immers steeds meer nieuwe deelnemers nodig, om het groeiende aantal uitkeringen te kunnen doen.

Terugvordering winsten uit Ponzi-scheme fraude

De curator deed er alles aan om Van den Berg aan te pakken voor zijn fraude, en om de gedupeerden tenminste een deel van hun inleg terug te bezorgen. Voor het eerste deed hij aangifte tegen Van den Berg, die in 2007 tot vijf jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Voor het tweede probeerde de curator de door Van den Berg uitgekeerde woekerrentes terug te halen bij de eerste deelnemers die nog wel uitbetaald kregen. Volgens de curator is het immers onrechtvaardig als enkelen rendementen tot meer dan 100% in één jaar realiseerden, terwijl dit evident ten koste ging van anderen; dit komt neer op profiteren van fraude, wat onrechtmatig is. NB: de curator vorderde alleen de behaalde winst/rendement terug, niet de terugbetaalde inleg.

Uitspraak Hoge Raad

De curator is tegen enkele personen procedures gestart bij de rechtbank, en later in hoger beroep bij het gerechtshof. Op 28 oktober jl. deed de Hoge Raad in één van deze zaken uitspraak (http://bit.ly/rN12Tf). De Hoge Raad wees de vordering van de curator echter af. In een goed leesbaar arrest, besprak de Hoge Raad de vijf juridische grondslagen die de curator had ingeroepen.

Samengevat komt het er op neer dat de geldlening aan Van den Berg niet nietig is, ondanks strijd met de Wet Toezicht Kredietverkeer, en dat van schuldheling geen sprake is omdat de deelnemer (= de ontvanger van de winsten uit het piramide-spel), omdat hij er niet van uitging of hoefde te gaan dat er sprake was van fraude. Onder meer omdat hij risico’s liep zijn geld niet terug te krijgen, en Van den Berg zich als professioneel en deskundig belegger voorspiegelde.

Ten derde geeft de Hoge Raad aan dat een geldlening tegen rentes van meer dan 100% niet in strijd zijn met de openbare orde (op grond waarvan de overeenkomst nietig zou zijn). Ook al is een dergelijke “buitensporig” en “in wanverhouding” met de prestatie van de deelnemer, strijd met de openbare orde is slechts aanwezig als de deelnemer behoorde te weten dat Van den Berg onzedelijke bedoelingen had – dus door middel van een piramide-spel anderen wilde oplichten.

Ten vierde gaf de Hoge Raad aan dat de uitkering van winsten aan de deelnemer niet onverschuldigd is gedaan, omdat aan die uitkering immers een – geldige – overeenkomst ten grondslag lag. De vijfde grondslag van de curator was dat de deelnemer door de winstuitkering ongerechtvaardigd verrijkt was ten koste van de andere deelnemers. Ook die grondslag haalt het echter niet. De Hoge Raad geeft aan dat er – zeker bij een wanverhouding tussen de inleg en de winstuitkering – in theorie sprake zou kunnen zijn van ongerechtvaardigde verrijking van de deelnemer, ook al had Van den Berg de contractuele plicht tot uitbetaling van die winst. In dit geval is er echter een faillissement, en de Faillissementswet kent een specifieke bepaling voor het terughalen van verplicht gedane betalingen als gevolg waarvan andere schuldeisers zijn benadeeld (zg. Pauliana). Uit een uitspraak van de Hoge Raad uit 2000 volgt dat die bepaling exclusief van aard is, zodat de curator geen beroep toekomt op de algemene bepalingen inzake ongerechtvaardigde verrijking.

Onbevredigende uitkomst

De deelnemer mocht de ontvangen winsten dus behouden, ook al was het voor iedereen duidelijk dat die winsten exorbitant zijn en werden betaald met de inleg van andere deelnemers, die daardoor zijn gedupeerd. Dit “profiteren van fraude” staat de Hoge Raad dus toe. Dat komt erg onbevredigend over. Ik vind het rechtvaardiger als de Hoge Raad had geoordeeld dat een piramide-spel per definitie een nietige afspraak is zodat het verboden is daaraan te verdienen. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten en Duitsland. Voor dit geval zou de deelnemer daar ook niet slechter van zijn geworden: alleen zijn winst had hij moeten terugbetalen, maar de inleg die hij heeft teruggekregen mag hij dan houden. De Hoge Raad geeft echter dat het Nederlands recht het toestaat dat degene die niet weet dat hij deelneemt aan een Ponzi-scheme de winsten die hij daaruit ontvangt mag houden. Ook al zijn anderen daarvan de dupe.

Gilyan Parker