29 maart 2012

Wijziging Leegstandswet

Door Gilyan Parker

Op 1 oktober 2010 is de Wet kraken en leegstand in werking getreden. Deze wet is onder andere in het leven geroepen om leegstand tegen te gaan.

Door de inwerkingtreding ervan is onder meer de Leegstandswet aangepast. Onder de bestaande Leegstandswet was het al mogelijk dat gemeenten aan eigenaren van leegstaande woningen en bepaalde gebouwen vergunningen verlenen voor tijdelijke verhuur.

Tijdelijke verhuur koopwoningen

De aanpassing van de Leegstandswet maakt het nu ook mogelijk dat gemeenten onder bepaalde voorwaarden vergunningen kunnen verlenen voor tijdelijke verhuur van koopwoningen. U kunt uw huis dus verhuren in afwachting van verkoop. Enkele voorwaarden zijn dat het moet gaan om een verhuur van minimaal zes maanden en geldt voor de verhuurder een opzegtermijn van drie maanden. Het voordeel voor huiseigenaren is dat huurders geen beroep kunnen doen op de dwingendrechtelijke huurbeschermingsbepalingen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De verhuur kan na verlenging(en) maximaal vijf jaar bedragen. Verhuurder en huurder kunnen zelf een huurprijs overeenkomen, maar deze mag niet hoger zijn dan het door burgemeester en wethouders in de vergunning aangegeven maximum. Dit is anders indien het gaat om verhuur van een woning tegen een geliberaliseerde huurprijs; er geldt dan geen maximumhuurprijs. Verhuurder en huurder dienen nog steeds een huurovereenkomst op te stellen waaraan de nodige eisen worden gesteld. Laat u dus goed informeren. Vermeldenswaard is dat het bij tijdelijke verhuur niet mogelijk is de hypotheekrente af te trekken. Houd dit in de gaten! Ook dient de hypotheekverstrekker – vaak een bank – aApply kkoord te gaan met de tijdelijke verhuur. Iets wat in de praktijk nog wel eens op problemen stuit. Er lijkt nog veel onbegrip en onwetendheid te zitten bij banken en hypotheekverstrekkers. Zij lijken nog niet te beseffen dat door aanpassing van de Leegstandswet hun risico’s worden beperkt.

Leegstand gebouwen

Door aanpassing van de Leegstandswet is het voor gemeenten nu mogelijk de leegstand van gebouwen zoals kantoorpanden en winkelruimtes te bestrijden. Alvorens hiertoe over te gaan, dient een gemeente wel een Leegstandsverordening op te stellen. Vooralsnog werkt alleen de gemeente Amsterdam met een Leegstandsverordening voor kantoorpanden. Op basis van de leegstandsverordening kan een gemeente bepalen dat een eigenaar van een kantoorpand of winkelruimte dat langer dan zes maanden leegstaat dit aan de gemeente moet melden. Binnen drie maanden zal de gemeente dan in overleg treden met de eigenaar over het gebruik van het kantoorpand of winkelruimte. Meldt men de leegstand niet dan staat daar een boete op. De hoogte van de boete moet in relatie staan tot de omvang van de leegstand. Maximaal kan de boete € 7.500,- bedragen. Staat een kantoorpand of winkelruimte langer dan twaalf maanden leeg dan kan de eigenaar door de gemeente worden verplicht met een door de gemeente voor te dragen partij een bruikleenovereenkomst aan te gaan. De eigenaar heeft vervolgens drie maanden de tijd de gebruiker een overeenkomst tot ingebruikname aan te bieden. Dit mag overigens ook een andere partij zijn dan de gemeente heeft aangedragen. Bovendien kan een eigenaar door de gemeente worden verplicht (bouwkundige)voorzieningen aan te brengen in zijn gebouw zodat het leegstaande gebouw kan worden gebruikt. Voormelde beslissingen betreffen bestuursrechtelijke besluiten waartegen bezwaar kan worden ingediend bij de gemeente en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.

Verhuurdersbeding

Ook hier bestaat de mogelijkheid dat op een gebouw een hypotheekrecht is gevestigd. In de hypotheekakte is vaak een beding opgenomen waarin de mogelijkheid tot verhuur is geregeld. Over het algemeen is verhuur toegestaan, maar in een beding kan specifiek worden opgenomen dat voor elke verhuring toestemming is vereist van de hypotheekhouder. Dit kan tot vervelende situaties leiden voor een eigenaar van een gebouw wanneer de gemeente een huurder voordraagt waarbij de huurprijs niet marktconform is en dus een waardedrukkend effect heeft op het onderpand. Wie heeft er dan voorrang, de gemeente of de hypotheekhouder? Veel is er nog niet bekend over de positie van de hypotheekhouder in voormeld geval. Al met al zitten er wat betreft dit punt nogal wat haken en ogen aan de gewijzigde Leegstandswet. Of de aanpassing van de Leegstandswet echt tot vermindering van de leegstand zal gaan leiden, zal mij benieuwen. De toekomst zal dit uitwijzen. Wij houden u op de hoogte.

Gilyan Parker