22 december 2014

Wijziging pensioenregelingen: niets doen is geen optie

Door Gilyan Parker

In 2015 veranderen de fiscale kaders voor pensioenregelingen.

Lagere opbouwpercentages, pensioenopbouw boven een ton is niet langer fiscaal gefaciliteerd, en dit heeft effect op ouderdoms- en ook nabestaandenpensioen. Nieuwe fiscale regels werken niet dwingendrechtelijk door in de relatie werkgever – werknemer. Toch is aanpassing van de pensioenregeling nodig om fiscale problemen in 2015 te voorkomen. Want een pensioenregeling die niet (meer) binnen de fiscale grenzen past, leidt tot belasting bij de werknemer. Omdat de nieuwe fiscale regels niet automatisch doorwerken in de arbeidsrelatie, ligt er een taak voor werkgevers, werknemers en ondernemingsraad om te komen tot aanpassing van de pensioenregeling.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 december 2014

Recent oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een wijziging van een pensioenregeling met als redenen dat de wet gelijke behandeling leeftijd bij de arbeid, en de fiscale regels in de weg zouden staan aan ongewijzigde voortzetting van de pensioenregeling (ECLI:NL:GHARL:2014:9604). Onder andere voerde de werkgever een maximum pensioengevend salaris in. De werknemer was nooit akkoord gegaan met een wijzigingsbrief ter zake en beriep zich op behoud van de pensioenregeling zoals die in 1991 aan hem was toegezegd. Het feit dat collega’s er wel mee hadden ingestemd, is niet van belang en bindt deze werknemer niet aan de wijziging aldus het hof. Dat is vaste rechtspraak van de Hoge Raad. Vervolgens is de vraag of de wijziging voldoet aan de toetsing van artikel 7:613 BW (19 Pensioenwet), te weten of de werkgever een zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van de pensioenregeling.

Eenzijdige wijziging

Het gerechtshof komt tot de conclusie dat de werkgever geen zwaarwichtig belang bij de wijziging had, dat de belangen van de werknemer bij behoud van de oude pensioenregeling op zij zou zetten. De werkgever had volgens het gerechtshof voor alternatieven kunnen kiezen in plaats van maximering van het pensioengevend salaris wat ingrijpende gevolgen had voor de pensioenopbouw. Het hof concludeert dus dat de werknemer, die inmiddels is gepensioneerd, nog steeds aanspraak kan maken op de oorspronkelijke pensioentoezegging. Intussen was er al de nodige tijd verstreken en had de werkgever dus op basis van de nieuwe regel premie afgedragen – te weinig dus voor de oorspronkelijk afgesproken pensioenopbouw. Het gerechtshof veroordeelt daarom de werkgever om tot nakoming van die oorspronkelijke pensioenregelingen grote bedragen te storten bij een pensioenuitvoerder, zodat de werknemer tijdens zijn pensioen daadwerkelijk recht heeft op de oorspronkelijk afgesproken pensioenuitkeringen.

Alternatieven en compensatie

Bij een door fiscale redenen ingegeven wijziging van een pensioenregeling, moet een werkgever volgens rechtspraak nadenken over alternatieven en compensatie voor de werknemer. Daarbij kan worden gedacht aan compensatie in de pensioensfeer of compensatie in de andere arbeidsvoorwaarden. In een uitspraak uit 2010 heeft Gerechtshof Amsterdam zelfs eens gewezen op “bugettaire neutraliteit” bij wijziging. Bij de aankomende noodzakelijke wijzigingen van de pensioenregelingen vanwege de fiscale wijzigingen in 2015, is het voor alle betrokkenen dus van belang stil te staan bij alternatieven of compenserende maatregelen.

Gilyan Parker