13 maart 2016

Wordt behoefte aan alimentatie minder door tijdsverloop? (verbleekte behoefte)

Door Gilyan Parker

In principe bestaat in Nederland nog altijd een alimentatieverplichting voor de duur van 12 jaar.

Door een wijziging van omstandigheden, zowel aan de zijde van de alimentatieplichtige, als de alimentatiegerechtigde kan daar verandering in komen, in overleg, of door de verandering aan de rechter voor te leggen. Ook het feit dat de rechter bij de vaststelling van de alimentatieplicht is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens, kan leiden tot een aanpassing van de alimentatie.

Wordt behoefte aan alimentatie minder door tijdsverloop?

Alimentatie wordt hoofdzakelijk bepaald door de behoefte van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. De situatie die ik hier wil bespreken is de volgende. De behoefte is vastgesteld, de draagkracht is echter bij de uitspraak beperkt gebleken, maar de alimentatiegerechtigde heeft al jaren in het licht van haar behoefte te weinig ontvangen. Daalt dan door de tijd de behoefte van de alimentatiegerechtigde? Gemakshalve neem ik hierbij de situatie dat de man de alimentatieplichtige is en de vrouw de alimentatiegerechtigde. Een uitspraak van het Hof Den Haag van oktober 2015 gaat over deze situatie. Wat zijn de feiten?  In 2006 is de behoefte van de vrouw vastgesteld op ruim €6.000,–, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de vrouw zelf €1.000,– zou kunnen verdienen. Haar aanvullende behoefte bedraagt derhalve ruim €5.000,–. Deze behoefte wordt vastgesteld. In 2011 wordt de alimentatie verlaagd op grond van het feit dat de man een verminderde draagkracht heeft en wel op €3.400,– per maand. De vrouw stelt dat haar behoefte sinds 2006 echter niet is afgenomen, maar nog steeds ligt rond de €6.000,- per maand en dat zij dus maandelijks tekort komt. Tevens stelt zij dat zij medische problemen heeft mede als gevolg van de scheiding waardoor haar behoefte  niet €5.000,– is, maar €6.000,– en dat derhalve geen rekening gehouden moet worden met haar verdiencapaciteit van € 1.000,–. De vrouw verzoekt de alimentatie met ingang van 1 januari 2008 dan ook geïndexeerd te stellen op €7.400-,- per maand met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2008.

Afnemende behoefte

De man stelt kort gezegd dat er sprake is van een afnemende behoefte naarmate de jaren na de echtscheiding verstrijken. De reden die hij aanvoert is dat er een aanpassing van de behoefte heeft plaats gevonden aan de welstand na het huwelijk en tevens dat door de jaren haar behoefte verder verwijderd is van de financiële situatie ten tijde van het huwelijk. Hij voert ook aan dat de vrouw geen inspanningen heeft verricht om werk te vinden en dat zij bovendien een aanzienlijk voorschot van € 300.000,– heeft ontvangen met betrekking tot de afwikkeling van de boedelscheiding. Het Hof overweegt dat de rechter in een uitspraak een uitkering tot levensonderhoud kan toekennen. Het vaststellen is echter aan de rechter voorbehouden en is niet een recht waar zonder meer aanspraak op gemaakt kan worden. Het uitgangspunt is volgens het Hof dat eenieder in zijn eigen levensonderhoud dient te voorzien. De grondslag voor partneralimentatie is de door het huwelijk ontstane lotsverbondenheid van de echtgenoten. Naarmate partijen langer uit elkaar zijn, aldus het Hof, heeft dit tot gevolg dat de lotsverbondenheid afneemt en dat van de onderhoudsgerechtigde verwacht mag worden dat zij zich zal inspanning om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw laat na te onderbouwen waarom zij in de afgelopen jaren er niet in geslaagd is (gedeeltelijk) in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Ook heeft de vrouw op geen enkele wijze duidelijk gemaakt op welke wijze zij getracht heeft haar uitgavenpatroon aan te passen, uitgaande van het feit dat de behoefte verbleekt door tijdsverloop. Ondanks dat zij sinds 2011 een lager bedrag ontvangt, matigt de vrouw haar uitgaven niet. Het feit dat de vrouw geen aantoonbare inspanningen heeft geleverd om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, acht het Hof niet passend bij haar eigen verantwoordelijkheid om te trachten in haar eigen behoefte te voorzien. Het Hof anticipeert op de toegenomen verdiencapaciteit van de vrouw en de afname van de lotsverbondenheid naarmate partijen langer uit elkaar zijn. Op grond daarvan stelt het Hof de alimentatie vast aan de hand van de behoefte van de vrouw na de periode van 12 jaar en stelt dat de behoefte dan gelijk is aan het minimumloon. Vervolgens hanteert het Hof een lineaire afbouw van de behoefte van de vrouw bij de vaststelling van de alimentatie. De behoefte van de alimentatiegerechtigde kan, aldus het Hof, afnemen door tijdsverloop. Is er meer tijd verstreken? Dan kan de lotsverbondenheid als gevolg van het huwelijk afnemen.

Gilyan Parker

Gerelateerde blogs

2 april 2024

Het overbruggen van een grote haal- en brengafstand bij een omgangsregeling

Als ouders uit elkaar gaan, moeten er afspraken worden gemaakt over de omgangsregeling.

Lees meer

1 maart 2024

15 jaar ouderschapsplan

Deze maand bestaat het (verplichte) ouderschapsplan maar liefst 15 jaar. Na een echtscheiding of ontbinding van een geregistreerd partnerschap heeft u er zeker één nodig als u samen minderjarige kinderen heeft. Een ouderschapsplan is ook verplicht wanneer u alleen een relatie heeft gehad en sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag.

Lees meer

25 januari 2024

Welke rechter mag beslissen over de kinderen?

In zaken met een internationaal karakter, moet worden vastgesteld welke rechter rechtsmacht heeft.

Lees meer