2 november 2008

Corruptie en bouwfraude

Door Gilyan Parker

In een bouwfraudezaak tegen een voormalig directeur van Rijkswaterstaat in Noord-Holland kwamen de Raadsheren van het Hof Den Haag tot de overweging dat het aannemelijk was dat de oud-topambtenaar niet wist dat de hem aangeboden golfreizen naar Zwitserland, Schotland en Ierland als steekpenningen waren bedoeld.

De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het Hof een verkeerd criterium heeft toegepast. Hoe zit het met de uitleg van het begrip “wetende dat” en kan corruptiebestrijding daar wel bij varen?

Corrupte ambtenaren

Voor zover ik kan nagaan heeft de criminoloog Kempe voor het eerst, in de Groene Amsterdammer van 30 maart 1946, benoemd dat criminaliteit onder ambtenaren, zoals corruptie, niet (meer) tot de allerhoogste uitzonderingen behoort. De orde van grootte is ruim 60 jaar later nog steeds discutabel. De kleinere en grotere corruptieschandalen geven geen ijkpunt: het blijft een “dark number”.

Schone handen

Ook schone handen houden, is een vorm van corruptie, schreef Abdelkader Benali in zijn roman “Laat het morgen mooi weer zijn” (2005). Die opmerking illustreert dat corruptie net als fraude lastig te vatten begrippen zijn. Het blijven onopvallende en veelal onzichtbare fenomenen. Verondersteld mag worden dat corruptiezaken zelden aan het licht komen. Zelfs van de bouwfraudezaken is maar een beperkte selectie voor de rechter gebracht. De uitspraak van de Hoge Raad zal daar geen forse koerswijziging in kunnen brengen, maar geeft wel aanknopingspunten voor de uitleg van de precieze betekenis van het bestanddeel “wetende dat” in de betreffende strafbepalingen.

Golfreisjes

De Hoge Raad heeft in een arrest van 30 may 2008 overwogen dat de wetgever met de uitdrukking “wetende dat” in algemene zin een omschrijving heeft gegeven van het bestanddeel opzet. Onder opzet is ook het zogenoemde voorwaardelijk opzet begrepen. In de rechtspraak van de Hoge Raad is in verschillende gevallen aangenomen dat het bestanddeel “wetende dat” opzet in voorwaardelijke vorm omvat. De Hoge Raad vindt de redenering dat de verdachte ambtenaar moet worden vrijgesproken omdat hij niet heeft geweten of begrepen dat de door het aannemersbedrijf gedragen kosten voor de golfreizen een gift waren om een tegenprestatie te verkrijgen onjuist omdat het Hof kennelijk heeft geoordeeld dat voor “wetende dat” voorwaardelijk opzet niet toereikend is. Dat oordeel getuigt volgens de Hoge Raad van een onjuiste rechtsopvatting.

Bouwfraude

Bij de opstart van het bouwfraude onderzoek van de Tweede Kamer was al vroeg duidelijk dat fraude- en corruptiezaken niet veel voor de rechter kwamen, terwijl er toch belangrijke indicaties waren voor een omvangrijk stelsel van verkeerde gedragingen. In de aanloop naar het rapport van de tijdelijke commissie bouwfraude (commissie Vos), Bouwfraude en corruptie bij ambtenaren (28 093, Nr. 23) kon ook al worden vastgesteld dat onregelmatigheden niet altijd onrechtmatigheden zijn. Laat staan dat het strafrechtelijk opportuun zou zijn, op te treden. Eén en ander hangt uiteraard mede samen met de plaats van het strafrecht in het recht (als uiterste middel). Het strafrecht beslaat in verhouding tot de andere rechtsgebieden ook een veel kleiner gebied en biedt geen alomvattende bescherming, maar alleen bescherming voor bepaalde uitschieters van onrecht. Het is in die zin fragmentarisch (en dat is maar goed ook). De uitspraak van de Hoge Raad maakt dat overigens niet anders.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij de advocaten van de secties Economisch strafrecht en Ambtenarenrecht.

Gilyan Parker