Sommige bedrijven die in financieel zwaar weer komen, lukt het om er weer bovenop te komen of een crediteurenakkoord te organiseren, een ander stopt er definitief mee. Weer anderen besluiten om zich te herstructureren of te reorganiseren, danwel onder een andere naam verder te gaan. Een andere optie is de verkoop van alle of een deel van de bedrijfsactiviteiten, zodat de onderneming in afgeslankte vorm kan worden voortgezet. Dit is een doorstart. Dit kan al dan niet voorafgegaan worden door een faillissement van de oude vennootschap.
Bij een doorstart komen veel juridische aspecten kijken. Zoals de rechten en plichten van werknemers. Hoe gaat u om met schulden? Wat is een reële verkoopprijs? Is er risico op persoonlijke aansprakelijkheid? Het is daarom van het grootste belang om een doorstart goed voor te bereiden, met hulp van experts. Een herstructurering of doorstart is een intensief traject waarbij in korte tijd veel beslissingen genomen moeten worden. Timing is daarbij van groot belang en kennis van zaken is doorslaggevend voor succes.
Uitgangspunt is dat een rechtspersoon voor zijn contracten en acties aansprakelijk is en niet de bestuurder. Omdat een rechtspersoon zelf geen feitelijke handelingen kan verrichten, wordt een bestuur aangesteld. Een bestuurder moet de bestuurstaken ‘behoorlijk’ vervullen. Als de bestuurder dat niet goed doet, kan deze soms persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. De hoofdregel is echter dat een bestuurder in privé niet aansprakelijk is voor de verplichtingen en schulden van de vennootschap.
De lat voor persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder ligt hoog: er moet sprake zijn van een ernstig persoonlijk verwijt. Wanneer dat precies aan de orde is, hangt af van de specifieke omstandigheden. Dat kan zijn als een bestuurder een overeenkomst aangaat waarvan hij weet dat de vennootschap die niet kan nakomen of zijn eigen belangen boven die van de vennootschap stelt.
Ook in geval de vennootschap failliet verklaard wordt, bestaat er voor de bestuurder risico op persoonlijke aansprakelijkheid. Bijvoorbeeld als de bestuurder de jaarrekening niet op tijd heeft gedeponeerd of de administratie niet op orde is.
In mei 2018 treedt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG, of GDPR in het Engels) in werking. De AVG vervangt daarmee de oude EU-privacyrichtlijn en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp). Gezien de directe werking van de AVG, zal elke organisatie vanaf mei 2018 meteen moeten voldoen aan deze nieuwe regels.
Het doel van de AVG is het verbeteren van bescherming van persoonsgegevens en de bevordering van het vrije verkeer van gegevens binnen de EU. De Verordening wil daarnaast een hoog beschermingsniveau voor Europese burgers waarborgen. Daarbij worden met name de verantwoordelijkheden voor organisaties die persoonsgegevens verwerken verhoogd. Burgers krijgen er twee vergaande rechten bij: ‘the right to be forgotten’ en het recht op ‘data-portabiliteit’.
De nationale toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), kan boetes van maximaal € 20.000.000,- of 4% van de jaaromzet aan bedrijven op leggen die de AVG overtreden.
Een gekochte woning moet de eigenschappen bezitten die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De woning dient voor normaal gebruik geschikt te zijn. In dat kader is van belang hetgeen de verkoper bij het aangaan van de overeenkomst aan de koper heeft verteld over de woning. En of de koper de woning heeft onderzocht. Indien de verkoper heeft gegarandeerd dat de woning voor normaal gebruik geschikt is, is hij aansprakelijk voor gebreken. Vaak worden in koopcontracten de aansprakelijkheid van de verkoper echter beperkt of uitgesloten, bijvoorbeeld met een ouderdomsclausule. Een verkoper heeft een meldingsplicht ten aanzien van gebreken die hij kent en waarvan hij weet of behoort te weten dat deze voor de koper van belang zijn voor diens beslissing ten aanzien van de koop.
In geval van een gebrek aan een woning, moet de koper tijdig klagen bij de verkoper. De koper kan vervolgens nakoming van de overeenkomst of een schadevergoeding vorderen. Eventueel kan de koopovereenkomst ook worden ontbonden of vernietigd.
De vergadering van een Vereniging van Eigenaren beslist over het gebruik en beheer van de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw. Bij het nemen van besluiten is zij aan regels gebonden. Een besluit is nietig als het in strijd is met wettelijke bepalingen, bepalingen uit de splitsingsakte of het splitsingsreglement. Een voorbeeld hiervan is het besluit dat onderhoudskosten voor dakkapellen voor rekening van de individuele eigenaren blijven, terwijl het splitsingsreglement voorschrijft dat dakkapellen behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten. Een besluit is vernietigbaar als het niet op de voorgeschreven wijze tot stand is gekomen, het besluit niet redelijk is of in strijd is met het huishoudelijke reglement. Voor het inroepen van de nietigheid geldt de gewone verjaringstermijn en dient men zich te wenden tot de rechtbank. Voor het laten vernietigen van een besluit dient men zich binnen een maand te wenden tot de kantonrechter. Let dus goed op deze korte termijn!
Ja, dat kan, maar alleen in bepaalde gevallen. Artikel 7:271 lid 1 BW zegt dat de huurder (let op: niet de verhuurder!) tussentijds mag opzeggen als er sprake is van een huurovereenkomst van zelfstandige woonruimte voor maximaal 2 jaar, of bij kamerverhuur als er sprake is van een huurovereenkomst voor maximaal 5 jaar. Hiervan mag niet ten nadele van de huurder worden afgeweken. Voor verhuurders is dit niet altijd gunstig. Sommige verhuurders hanteren daarom een contract voor onbepaalde tijd met een minimumduur (bijvoorbeeld één of twee jaar). Het modelcontract 2017 dat is ontworpen door de Raad van Onroerende Zaken (ROZ) voorziet hier ook in. Er is nog geen jurisprudentie over deze materie. Vooralsnog lijkt een contract voor onbepaalde tijd met een minimumduur een oplossing voor verhuurders om tussentijdse opzegging tegen te gaan.
Voor de beantwoording van deze vraag moet onderscheid gemaakt worden in bedrijfsruimte volgens artikel 7:230a BW (kantoorruimte) en bedrijfsruimte volgens artikel 7:290 BW (winkel, ambachts- en horeca bedrijfsruimte). Voor de 7:230a bedrijfsruimte geldt dat de huurder nagenoeg geen wettelijke huurbescherming heeft en de mogelijkheid tot huurprijsherziening dus afhangt van de afspraken daarover in het huurcontract. Voor de 7:290 BW bedrijfsruimte geldt dat huurder en verhuurder zich tot de kantonrechter kunnen wenden om de huurprijs te laten herzien als deze niet overeenstemt met de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. Als de huurovereenkomst voor bepaalde tijd geldt, mag de herziening pas gevorderd worden na afloop van de bepaalde tijd. In andere gevallen mag dat als er tenminste vijf jaar verstreken is sinds de laatste keer dat de huurprijs is aangepast.
Er bestaat geen wettelijke plicht tot het aanbieden van vervangende woonruimte, maar artikel 7:220 lid 5 BW bepaalt wel dat de verhuurder moet bijdragen in de kosten van de verhuizing als die verhuizing in verband met de renovatie noodzakelijk is. Voor zelfstandige woonruimte is de bijdrage wettelijk vastgesteld op € 5.910,-. Het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2016:2794) heeft onlangs nog eens benadrukt dat bij renovatie van een woning niet snel sprake is van een noodzaak om te verhuizen. Het enkele feit dat een huurder in verband met eventuele overlast graag wil verhuizen, is onvoldoende. Indien de huurder tijdens de werkzaamheden een paar dagen zijn keuken of toilet niet kan gebruiken, moet hij volgens het hof dat ongemak maar accepteren. Gezondheidsredenen kunnen eventueel een rol spelen. Bijvoorbeeld: een huurder met zware astma kan bij een renovatie eerder een verhuizing afdwingen dan een gezonde huurder.
Wanneer een groep van personen schade heeft geleden (ook wel massaschade genoemd), is een collectieve actie tegen de schadeveroorzakende partij mogelijk. Een speciaal voor dat doel opgerichte stichting of een vereniging kan namens de gehele groep optreden. Op die manier hoeven niet alle personen zelf een rechtszaak te starten, maar kan in een grote zaak voor alle partijen schadevergoeding worden gevorderd. De stichting kan ook een regeling treffen met degene die de schade heeft veroorzaakt. De rechter kan die regeling algemeen verbindend verklaren, zodat die regeling voor alle getroffen personen geldt. Deze manier van collectieve afwikkeling van massaschade in Nederland is uniek in de wereld. Ook buitenlandse partijen of gedupeerden komen daarom naar Nederland om hier een schadeclaim af te wikkelen.
Voordeel van een groepsactie is dat de kosten van rechtsbijstand kunnen worden gedeeld door de groepsleden en dat de groep als een eenheid naar buiten treedt. Samen sta je sterk. Bekende voorbeelden van groepsclaims zijn de woekerpolis, aandelenlease en het VW-dieselschandaal.
Door medici gemaakte beroepsfouten kunnen leiden tot schade. U moet echter wel kunnen aantonen dat de arts niet zorgvuldig gehandeld heeft. Deze bewijslast is zwaar. Het is daarom van belang dat u hulp zoekt bij experts, zoals een schade-advocaat. De advocaat zal u, in samenspraak met een medisch expert, helpen bij het verhalen van de schade. Indien geen minnelijke regeling voor de schade getroffen kan worden, zal een klacht kunnen worden ingediend bij het Medisch Tuchtcollege en mogelijk moet er geprocedeerd worden voor de schade bij de rechtbank.
Indien u slachtoffer van een bedrijfsongeval bent, dan kan dat niet alleen gevolgen hebben voor uw arbeidsgeschiktheid, maar vaak lijdt u ook schade door het wegvallen van toekomstig inkomen. Om schade te kunnen verhalen, is het belangrijk dat een goed medisch dossier wordt opgebouwd, op basis waarvan een medisch adviseur kan bepalen wat uw specifieke beperkingen zijn die gevolg zijn van het ongeval. Als er geen minnelijke regeling voor de schade kan worden getroffen, kan er geprocedeerd worden voor de schade bij de rechtbank.
Het is altijd nodig om een advocaat in te schakelen indien een echtscheiding moet worden aangevraagd. Een echtscheiding moet altijd door de rechtbank worden uitgesproken, ook als u het met uw partner over alles eens bent. Er zijn diverse varianten om de echtscheiding via een advocaat bij de rechtbank aan te vragen; gezamenlijk met één of twee advocaten of eenzijdig met de eigen advocaat. Naast echtscheiding kunnen ook andere, met de echtscheiding samenhangende, verzoeken bij de rechtbank worden ingediend.
U kunt desgewenst samen met uw echtgeno(o)t(e) één advocaat het echtscheidingsverzoek laten indienen en in onderling overleg afspraken over de gevolgen van de echtscheiding door de advocaat te laten vastleggen in een echtscheidingsconvenant. Om het overleg zo goed mogelijk te laten verlopen, kunt u een mediator inschakelen of kiezen voor ‘collaborative divorce’, een vorm van ‘overlegscheiding’ waarbij echtgenoten of partners elk met een eigen advocaat en met begeleiding van (financieel) deskundigen tot een echtscheidingsconvenant proberen te komen.
De onderwerpen die van belang zijn in verband met een echtscheiding vallen grofweg uiteen in vier categorieën:
1) Er moet een regeling komen voor de kinderen; waar gaan de kinderen wonen, hoe zit het met gezag, wat wordt de zorg- en contactregeling? De regeling ten aanzien van de kinderen wordt indien mogelijk opgenomen in een ouderschapsplan.
2) Bestaat er een alimentatieverplichting voor de kinderen en/of ex-partner en zo ja, hoeveel bedraagt de alimentatie?
3) Hoe wordt het vermogen verdeeld en verrekend? Is er een gemeenschap van goederen of zijn er huwelijkse voorwaarden die moeten worden afgewikkeld? Wie neemt de echtelijke woning over, wat te doen met schulden en bezittingen en hoe zit het met een eigen onderneming?
4) Ten slotte dient het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen geregeld te worden. Meestal blijkt de wet pensioenverevening bij echtscheiding van toepassing.
Indien overleg tussen jullie niet mogelijk is en jullie niet tot overeenstemming kunnen komen, zal de rechtbank over de gevraagde verzoeken een beslissing moeten nemen. Omdat in sommige gevallen op korte termijn een voorziening nodig is en het wel eens lang kan duren voordat een zaak helemaal is behandeld door de rechtbank, is het mogelijk om kort voor of tijdens de echtscheidingsprocedure ‘voorlopige voorzieningen’ te vragen in een speciale spoedprocedure bij de rechtbank over bijvoorbeeld de kinderen, alimentatie en het gebruik van de woning.
Of u via een rechtbank in Nederland kan scheiden, hangt af van de woonplaats van uw echtgeno(o)t(e) en/of van jullie nationaliteit. Als u en uw echtgeno(o)t(e) beiden de Nederlandse nationaliteit hebben, kunt u in Nederland scheiden, waar ter wereld jullie ook wonen.
In het geval één van jullie niet de Nederlandse nationaliteit heeft, of beiden niet, kunt u nog steeds in Nederland scheiden als uw echtgeno(o)t(e) in Nederland woont.
Voor beide situaties geldt wel als voorwaarde dat de echtscheiding niet eerder in een ander land is aangevraagd. Als dat het geval is, bent u in Nederland te laat met het vragen van een scheiding.
In alle andere gevallen, op een enkele uitzondering na, is het niet mogelijk om in Nederland te scheiden als u in het buitenland woont. Bijvoorbeeld niet in de situatie dat u in Nederland bent getrouwd, u de Nederlandse nationaliteit hebt, uw echtgeno(o)t(e) niet en jullie beiden in het buitenland wonen. En dat geldt ook als jullie het er over eens zouden zijn om in Nederland te scheiden.
Tenslotte: ook al kunt u niet in Nederland scheiden, dan kan het soms wel zo zijn dat andere zaken rondom de echtscheiding, zoals de vermogensverdeling en/of de vaststelling van alimentatie, wel in Nederland afgewikkeld kunnen worden.
Indien u na een scheiding onvoldoende eigen middelen hebt om in uw levensonderhoud te voorzien, kan uw ex-partner verplicht zijn om partneralimentatie te betalen. Dat geldt bij echtscheiding, ontbinding van een geregistreerd partnerschap of beëindiging van een samenlevingscontract (als daarin een bepaling over betalen van partneralimentatie staat).
Allereerst moet vastgesteld worden wat u per maand nodig hebt voor uw levensonderhoud (behoefte), waarbij jullie uitgavenpatroon tot de scheiding richtinggevend is. Belangrijk is wat u zelf verdient of zou kunnen verdienen, terwijl soms relevant is of u eigen vermogen hebt.
Als blijkt dat u (aanvullende) partneralimentatie nodig hebt, moet berekend worden of uw ex-partner die alimentatie kan betalen. Voor een alimentatieberekening gelden richtlijnen. Kort gezegd komt het neer op inkomen minus bepaalde kosten. Bij iemand in loondienst gaat het om diens jaarsalaris (inclusief bonus, 13e maand en soms bepaalde vergoedingen van de werkgever), bij een zelfstandige of DGA gaat het om diens salaris en dividend en/of rekening courant opnamen. Ook hier speelt vermogen soms een rol. Iemand die weinig inkomen heeft, maar een groot vermogen heeft, kan soms geacht worden in te moeten teren op het vermogen om partneralimentatie te betalen. Op het inkomen worden bepaalde kosten in mindering gebracht.
Bij echtscheiding duurt de verplichting om partneralimentatie te betalen in beginsel 12 jaar. Bij een huwelijk korter dan vijf jaar, zonder minderjarige kinderen, is de alimentatieduur gelijk aan de duur van het huwelijk. Na deze termijnen stopt de verplichting om te betalen. Alimentatie wordt gewoonlijk per maand, en voordat de maand begint, betaald. Jaarlijks wordt de alimentatie per 1 januari automatisch verhoogd met een indexeringsverhoging, die de overheid vaststelt. Het is mogelijk dat om met elkaar afspraken te maken over partneralimentatie, zowel wat betreft de hoogte als de duur.
Alimentatie kan gewijzigd worden via de rechtbank. Partneralimentatie is in Nederland onderhevig aan Inkomstenbelasting bij de ontvangende partij en aftrekbaar bij de betaler.
Er is sprake van onterving indien u op grond van de wet erfgenaam bent, maar bij testament als erfgenaam uitgesloten bent. Soms kunnen onterfden toch nog bepaalde rechten uitoefenen. Kinderen die zijn onterfd, hebben altijd aanspraak op de legitieme portie. Dat is een geldbedrag ter grootte van de helft van wat het erfdeel zou zijn geweest als er niet was onterfd. Een echtgenoot of geregistreerd partner die is onterfd, heeft geen recht op een legitieme portie. Wel heeft deze partner een aantal ‘praktische’ rechten, zoals het recht op tijdelijk voortgezet gebruik van de woning en inboedel of zelfs (voor onbepaalde tijd) het recht van vruchtgebruik van de woning of andere goederen. Indien u onterfd bent, staat u dus niet zomaar met lege handen.
Als erfgenaam kunt u zelf bepalen wat u doet met een nalatenschap (erfenis). U kunt deze verwerpen, zuiver aanvaarden of beneficiair aanvaarden. Door te verwerpen doet u afstand van zowel de baten als de lasten (schulden) van de erfenis. U ontvangt niets, maar bent ook niet aansprakelijk voor schulden.
Met een zuivere aanvaarding accepteert u zowel de baten als de lasten. U erft dan alle bezittingen en schulden. Erfgenamen die jonger zijn dan 18 kunnen de erfenis nooit zuiver aanvaarden. Wees er op bedacht, dat u ook door bepaalde handelingen (zoals in bepaalde gevallen het verkopen van goederen die tot de erfenis behoren) een erfenis zuiver kunt aanvaarden.
Door beneficiair te aanvaarden blijft uw eigen vermogen veilig, ofwel buiten bereik van eventuele schuldeisers van de overledene. De schulden van de overledene worden slechts voldaan als er daartoe middelen zijn in de nalatenschap. Deze aanvaarding vindt meestal plaats als vermoedt wordt dat er meer schulden dan bezittingen zijn.
Erfgenamen die niet verwerpen, zullen gezamenlijk de afwikkeling van de nalatenschap op zich moeten nemen om tot een verdeling van de erfenis te komen.
Een executeur, indien benoemd bij testament, handelt de nalatenschap af. De executeur maakt eerst een boedelbeschrijving, betaalt eventuele schulden en dan kan verdeeld worden. De executeur is dan verantwoordelijk voor de verdere afwikkeling en de erfgenamen zullen bij hem hun aanspraken te gelde moeten maken.
Indien je wordt afgewezen voor een baan of je contract wordt niet verlengd om een discriminatoire reden (vanwege bijvoorbeeld je geloofsovertuiging, geslacht, zwangerschap of seksuele voorkeur) dan kun je de afwijzing voor de rechter aanvechten. De rechter kan vanwege deze onrechtmatige afwijzing een flinke schadevergoeding toewijzen. Ook is het mogelijk om een klacht in te dienen bij het College voor de Rechten van de Mens. Het verdient dus aanbeveling om contact op te nemen met een jurist.
Als werkgever bent u niet verplicht een pensioenregeling aan uw werknemers aan te bieden. Maar vaak valt uw onderneming onder een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Dan heeft u geen keuze: u moet premie betalen aan het bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) en de werknemers bouwen daar pensioen op. Soms denkt u een keuze te hebben en biedt u geen pensioen aan de werknemers aan, of regelt u pensioen via een pensioenverzekeraar. Maar plots staat dan tóch het bedrijfstakpensioenfonds op de stoep, met het verzoek aan u als werkgever óók aan het Bpf premie te betalen. Voorkomen is beter dan genezen: zorg dat u als werkgever goed laat checken of u onder een verplicht pensioenfonds valt!
U heeft ook een zorgplicht bij wijziging van de pensioenregeling. Heeft u de pensioenregeling ondergebracht bij een pensioenverzekeraar en wilt u de pensioenregeling wijzigen? Denkt u dan aan het instemmingsrecht van de ondernemingsraad en de gewone strenge arbeidsrechtelijke regels bij eenzijdige wijziging. Wijziging van een pensioenregeling kan niet zomaar met een briefje. U heeft ook een vergaande plicht om juiste informatie over (wijziging van) de pensioenregeling aan de werknemers te geven. Dit mogelijk op straffe van aansprakelijkheid van pensioenschade voor verkeerde communicatie.
Een concurrentiebeding moet altijd schriftelijk worden aangegaan. Een concurrentiebeding in een tijdelijk contract dat is aangegaan na 1 januari 2015 is in beginsel niet geldig. Dit is alleen anders als specifieke zwaarwegende bedrijfsbelangen bij het concurrentiebeding in dit concrete geval in het beding zijn toegelicht (en ook daadwerkelijk zwaarwegend zijn). Bij contracten voor onbepaalde tijd geldt in principe wat is overeengekomen en is de werknemer gebonden. Wél kan een geldig beding onredelijk belastend of bezwarend zijn. De werknemer kan in dat geval de rechter verzoeken het beding te beperken of op te heffen.
Zieke werknemers hebben gedurende de eerste 2 jaar van hun arbeidsongeschiktheid recht op doorbetaling van salaris. De wet geeft aanspraak op 70%, waarbij het salaris gedurende het eerste ziektejaar niet onder het minimumloon mag uitkomen. Veel arbeidsovereenkomsten en cao’s bepalen dat meer dan deze 70% wordt doorbetaald. Gedurende deze verplichte periode van loondoorbetaling, geldt ook een opzegverbod. Het recht op loon van de werknemer is niet absoluut; de werknemer moet wel meewerken aan re-integratie, bij gebreke waarvan loonsancties kunnen worden opgelegd. Na 2 jaar ziekte eindigt in principe de verplichting tot doorbetaling voor de werkgever, tenzij het UWV oordeelt dat onvoldoende is gedaan aan re-integratie. In dat geval kan de loondoorbetalingsplicht met maximaal 1 jaar worden verlengd. Zodra de verplichting tot loondoorbetaling is vervallen, eindigt ook het opzegverbod.
Bij opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is, zodra de arbeidsovereenkomst 2 jaar heeft geduurd, in beginsel de transitievergoeding verschuldigd. De transitievergoeding bedraagt grofweg 1/6 maandsalaris per half gewerkt dienstjaar. Vanaf 10 jaar dienstverband wordt ¼ maandsalaris per half jaar dienstverband toegekend en voor oudere werknemers die langer dan 10 jaar in dienst zijn, geldt tot 2020 dat ieder gewerkt half jaar boven de leeftijd van 50 voor ½ maandsalaris telt. De transitievergoeding is niet verschuldigd in geval van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer en ook voor kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers) die in financieel zwaar weer verkeren, geldt tot 2020 overgangsrecht. Bij een beëindiging met wederzijds goedvinden (vaststellingsovereenkomst) bestaat geen “recht” op een transitievergoeding, maar zijn partijen vrij om af te spreken wat zij willen.