20 juni 2013

De gemeenteraad mag het zeggen, toch?

Door Gilyan Parker

Moet het college bij weigering van een omgevingsvergunning nog een vvgb aan de raad vragen?

Een veegwet noemt de wetgever het, als de weeffouten en vergissingen in een jonge wet worden weggepoetst. Zo bestaat de recente Veegwet aanpassing bestuursprocesrecht uit een opsomming van maar liefst 26 pagina’s. Vaak genoeg is echter niet direct duidelijk of iets nu een weeffout is en moet de praktijk de wettekst interpreteren totdat de hoogste rechter of de wetgever de staf breekt over de onduidelijkheid. Onlangs kwam ik een voorbeeld tegen in de krachtmeting van het duale stelsel van gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders: de verklaring van geen bedenkingen.

Welles!

Veelvoorkomend in de praktijk van de ruimtelijke ordening is de vraag of een bevoegd gezag, het college, dat van plan is een aanvraag voor een omgevingsvergunning te weigeren in die situatie een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van het vvgb-orgaan, de raad, moet vragen? Ja, zegt bijvoorbeeld de website Kenniscentrum InfoMil van het ministerie van VROM. Het kenniscentrum signaleert dat één en ander niet met zoveel woorden in de wet (art. 2.27 Wabo) staat, maar geeft aan dat het uit de systematiek van de wet volgt, waarin het vvgb-orgaan altijd bij het besluit tot vergunningverlening wordt betrokken indien er sprake is van een aanvraag voor een toestemming waarvoor een vvgb nodig is. Anders zou, aldus het kenniscentrum, de situatie kunnen ontstaan dat de aanvrager niet zou weten wat de gedachten van het vvgb-orgaan over zijn aanvraag zijn, terwijl dat ook bij een weigering voor de aanvrager van belang is voor zijn eventuele nieuwe vervolgaanvraag.

Nietes!

De systematiek van de wet? Die redenering van Infomil lijkt mij onjuist en ik heb daar drie argumenten voor. Laat ik allereerst de systematiek bij de kop vatten: de wetstekst uit Wabo (art. 2.27) en Bor (art. 6.5) gebruiken de systematiek “niet verlenen dan nadat”. Het werkwoord “weigeren”, (een niet-niet-verlenen dan nadat) komt in de tekst niet voor. Dat is een duidelijke, consequente, keuze in wetsystematiek. Een tweede argument zie ik in de verhouding tussen raad en college. Zolang het college niet afwijkt van de door de raad in bijvoorbeeld een bestemmingsplan uitgezette lijn, wijkt zij niet af. Niet valt in te zien waarom zij dan alsnog een tweede fiat zou moeten inwinnen. Dat zou ook stroken met de aanwijzingen voor de regelgeving, waaraan ik een derde argument ontleen. Aanwijzing 126 heeft als toelichting dat een verklaring van geen bedenkingen een belemmering opheft om een bepaald besluit te nemen. In het geval van een weigering is er geen sprake van de daar bedoelde belemmering, zo valt te beargumenteren.

En de rechter?

Tot nu toe ben ik één uitspraak tegengekomen waarbij iets van duidelijkheid is verkregen en een verwijt dat geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is verkregen, geen doel treft. Dat betrof een tijdelijk afwijken van een bestemmingsplan. Als voor een bepaalde termijn wordt afgeweken van het bestemmingsplan is een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad niet vereist., aldus de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem (LJN: BQ9883). Ook die beoordeling past in de lijn dat sprake moet zijn van een belemmering. Een tijdelijke belemmering is ondermaats. Wat ik ook ben tegengekomen is een uitspraak met een advies van een voorzieningenrechter die toch ging schorsen (op andere gronden): “Eisers hebben ook gesteld dat ten behoeve van de kapvergunning een verklaring van geen bedenkingen van de minister op grond van de Flora- en Faunawet is vereist. Bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar kan verweerder zich hierover nader buigen. Verweerder kan zich daarbij tevens beraden op de vraag of niet op zijn minst het inwinnen van advies over deze vraag bij de minister aangewezen is te achten, teneinde maximale zorgvuldigheid en duidelijkheid te bereiken.” Dat laatste, onverplicht advies inwinnen als een soort pseudo-verklaring, zie je ook in de werkverhouding college – raad in de praktijk wel terug. Daar valt in sommige gevallen ook iets voor te zeggen. Voor écht maximale zorgvuldigheid en duidelijkheid lijkt mij dat de wetgever of de rechtspraak aan zet is om de keuze te maken voor een expliciet welles of nietes.

Gilyan Parker