21 augustus 2008

Wid mot je?!

Door Gilyan Parker

Voor veel instellingen, waaronder met name financieel dienstverleners, zijn de termen WID en MOT te vertalen als de zoveelste administratieve horde die de wetgever hen heeft opgelegd.

Ongetwijfeld noodzakelijk, maar administratief vaak complex. En nu is er per 1 augustus 2008 de nieuwe Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). Een uniforme regeling met een voor de praktijk complex afwegingskader.

Van verminderde inzichtelijkheid

De WWFT (Stb. 2008, 303) vervangt de Wet WID en de Wet MOT. De meeste bepalingen zoals die golden voor de WID en de Wet MOT, zijn teruggekeerd in de WWFT.
Sinds 1 februari 1994 waren de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993, de WID, (later gewijzigd in Wet identificatie bij dienstverlening) en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) van kracht. De WID en de Wet MOT hadden als doel het witwassen van opbrengsten uit misdrijven en het financieren van terrorisme tegen te gaan.  Daartoe verplicht de WID bijvoorbeeld tot het verrichten van cliëntenonderzoek en geeft de Wet MOT de verplichting tot het melden van ongebruikelijke transacties. Omdat beide wetten tot dusver op verschillende wijze waren ingericht, gaf dat aanleiding tot een verminderde inzichtelijkheid van de  – soms strenge – voorschriften.

Naar een uniforme regeling

De WWFT voegt de WID en de Wet MOT samen in één wet ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme. Deze samenvoeging zou de mogelijkheid moeten bieden tot invoering van een uniforme regeling voor aanwijzing van de instellingen die cliëntenonderzoek moeten uitvoeren en onder de meldingsplicht vallen, voor het bewaren van gegevens en het toezicht op de naleving van de voorschriften. Een aantal van de nieuwe verplichtingen was overigens al langere tijd opgenomen in de Wet op het financieel toezicht, de Wet inzake de geldtransactiekantoren, en de Wet toezicht trustkantoren.

Met intrinsiek lastige afwegingen

De nieuwe WWFT bepalingen zien vooral op het cliëntenonderzoek dat op basis van een risicogeoriënteerde benadering wordt uitgevoerd, waarbij instellingen onder andere de verplichting hebben de uiteindelijk belanghebbende (ook wel “ultimate beneficial owner” of “UBO” genoemd) te identificeren en zijn identiteit te verifiëren. Zonodig moeten extra maatregelen worden getroffen bij zogenoemde ‘politiek prominente personen’ en in andere gevallen waarin er een verhoogd risico bestaat op bijvoorbeeld witwassen. Zo’n risicogeoriënteerde benadering vergt vaak intrinsiek lastige afwegingen. Juist omdat paradoxaal genoeg de instellingen meer vrijheid krijgen met betrekking tot het nemen van maatregelen. Welke maatregelen moeten worden genomen, hangt af van het risico dat een bepaald type cliënt, relatie, product of transactie met zich brengt. De instelling maakt deze risico-inschatting zelf, maar heeft welbeschouwd nooit de volle eigen regie. Wat over zal blijven is toch een soort afspiegeling van best practices, waarbij de toezichthouders via interventies feitelijk de maat van de muziek zullen aangeven.

En tijdelijk: coulance

Omdat de toezichthouders weten dat de financiële instellingen de wijzigingen niet eenvoudig kunnen opnemen, hebben zij op 19 augustus 2008 aangekondigd dat zij tot uiterlijk 1 januari 2009 coulance zullen betrachten bij de handhaving van de uit de WWFT voortvloeiende regels en nieuwe bepalingen. Het is goed te signaleren dat de gezamenlijke toezichthouders, De Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank, het Bureau Financieel Toezicht en de Belastingdienst Holland Midden, de vinger aan de pols houden bij de instellingen. De gezamenlijke toezichthouders stellen goed op de hoogte van de lastige invoeringsproblemen in de bedrijfsvoering van de instellingen die onder hun toezichtbereik vallen. Of dat zo is, blijft altijd de vraag, terwijl ook het begrip coulance vaak niet meer is dan een façade. Coulance is net als tolerantie en gedoogbeleid een typisch Nederlandse “vinding”, waarbij een hybride onbestemdheid boven de markt blijft zweven.

Gilyan Parker