23 september 2025
Rond de zomer van 2025 zijn er twee uitspraken gepubliceerd over een zeer actueel onderwerp: wijziging van thuiswerkbeleid. Vanuit Amerika lijkt naar Nederland over te waaien een tendens van ondernemingen om de medewerkers te dwingen weer vaker of volledig op kantoor te komen werken.
Over nut, noodzakelijk en wenselijkheid kan je van mening verschillen en daar gingen de twee procedures ook in veel mindere mate om. Ook niet over de vraag of de thuiswerkende medewerkers individueel gebonden zijn aan strenger thuiswerkbeleid. Wél bogen de rechters zich over de vraag of de ondernemingsraad (OR) instemmingsrecht heeft bij de voorgenomen wijzigingen van het thuiswerkbeleid. Het antwoord van de rechters is twee keer “ja”. Een korte duiding van de beide uitspraken.
In beide gevallen gaat het inderdaad om een van buiten Nederland komende wens van de Taiwanese moedermaatschappij van Asus en de Amerikaanse moedermaatschappij van Caterpillar om thuiswerken minder toe te staan. Bij Asus gaat het om een wijziging van de sinds 2022 bestaande regeling dat medewerkers twee dagen per week op kantoor mogen werken, naar verplicht minimaal drie dagen op kantoor werken. Deze voorgenomen wijziging is instemmingsplichtig aldus de Kantonrechter Amsterdam op 3 juni 2025.
Bij Caterpillar had de OR in 2017 ingestemd met flexibel werken, waarvan thuiswerken onderdeel uitmaakte. Vanaf 2022 is Caterpillar eerst aanmoedigend en vanaf eind 2023 en eind 2024 verplichtend, medewerkers gaan aanspreken op de geleidelijke terugkeer naar kantoor. De Kantonrechter ’s-Hertogenbosch oordeelde op 15 september 2025 in kort geding dat Caterpillar het reeds genomen besluit tot terugkeer naar kantoor, niet mag uitvoeren omdat de OR ter zake daarvan instemmingsrecht heeft. ECLI:NL:RBOBR:2025:5758, Rechtbank Oost-Brabant, 11775961 \ CV EXPL 25-3639
Al in 2002 heeft de Hoge Raad in de zogeheten Holland Casino-zaak bevestigd dat het aantal voorgenomen besluiten waarvoor instemming van de OR nodig is, uitputtend is geregeld in de wet. Daar buiten geldt dus geen instemmingsrecht, behalve als de ondernemer via bijvoorbeeld een ondernemersovereenkomst extra (bovenwettelijke) instemmingsrechten heeft toegekend. Verder is van belang dat de Hoge Raad toen heeft geoordeeld dat er ten aanzien van de in de wet genoemde onderwerpen, pas instemmingsrecht is als het voorgenomen besluit dat specifieke WOR-onderwerp ook echt bedoeld te regelen. Dus alleen als het doel van de door de ondernemer in te voeren of te wijzigen regeling, betrekking heeft op zo’n wettelijk instemmingsplichtig onderwerp, dan heeft de OR ook (pas) instemmingsrecht. Als een voorgenomen besluit alleen gevolgen heeft voor bijvoorbeeld het instemmingsplichtige onderwerp arbeidsomstandigheden, dan heeft de OR geen instemmingsrecht, maar wél als het doel van het voorgenomen besluit is om arbeidsomstandigheden te wijzigen.
Precies dit laatste is de crux van de twee recente uitspraken. In beide gevallen ging het om een voorgenomen wijziging van het thuiswerkbeleid. Twee rechters oordeelden dat de wijziging daarvan wel instemmingsplichtig is omdat het doel van de wijzigingen is om arbeidsomstandigheden te wijzigen. Daar gaat dus de veronderstelling van de beide rechters aan vooraf dat thuiswerken c.q. thuiswerkbeleid valt te scharen onder arbeidsomstandigheden. Daar valt wel wat voor te zeggen kijkend naar de opsomming in de Bossche uitspraak van in aanmerking genomen omstandigheden dat thuiswerken invloed heeft op:
De rechter in Amsterdam had er nog minder woorden voor nodig door te overwegen dat de arbeidsomstandigheden “nu eenmaal wezenlijk anders zijn als iemand thuiswerkt dan als iemand op kantoor werkt.”
Deze twee uitspraken zullen er naar mijn inschatting toe leiden dat in de komende tijd ondernemers vaak wel dan niet een wijziging van het thuiswerkbeleid vooraf aan de OR ter instemming zullen voorleggen. Althans dat lijkt mij juridisch gezien verstandig. Tot dat hogere rechters deze lijn in de rechtspraak al dan niet bevestigen. Tegen de Asus-uitspraak loopt inmiddels hoger beroep. Mogelijk dat er tegen de kort geding uitspraak van de Kantonrechter ’s-Hertogenbosch ook hoger beroep volgt en dan weten we binnen kortere tijd hoe een gerechtshof dit beoordeelt.
Heeft u een vraag over dit onderwerp? Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.