13 mei 2008

Aansprakelijkheid werkgever ondanks veiligheidsmaatregelen.

Door Gilyan Parker

Uit een arrest van 11 april 2008 blijkt dat de Hoge Raad de veiligheidsmaatregel van een werkgever, in casu het ter beschikking stellen van veiligheidsschoenen, onvoldoende acht.

In haar overwegingen stelt de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de werkgever ter voorkoming van het gevaar een veiligheidsmaatregel heeft genomen, nog niet met zich meebrengt dat de werkgever zich van zijn (zorg)verplichtingen heeft gekweten of dat het treffen van andere, meer effectieve maatregelen met hetzelfde doel niet van hem kan worden gevergd.

In deze procedure gaat het om een wasserij waar bedrijfskleding wordt gewassen. De werkgever heeft aan zijn werknemers veiligheidsschoenen ter beschikking gesteld. Een van de werknemer is echter in de uitoefening van zijn werkzaamheden uitgegleden in een plas water en ten val gekomen, waardoor hij blijvend arbeidsongeschikt is geraakt.

Vervolgens vordert de werknemer vergoeding van de geleden en nog te lijden schade. Volgens de werknemer is de werkgever tekort geschoten in de op hem rustende zorgplicht van artikel 7:658 BW. Dit artikel bepaalt dat de werkgever verplicht is zijn bedrijf op een dusdanige wijze in te richten en te onderhouden en zodanige maatregelen dient te treffen en aanwijzingen te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De werknemer stelt dat de werkgever ervoor had moeten zorgen dat er geen plas water lag, dan wel dat er rubberen matten ter beperking van valgevaar waren neergelegd. Na het ongeval heeft de werkgever wél rubberen matten laten plaatsen.

Evenals de kantonrechter in Utrecht wijst het Gerechtshof in Amsterdam de vordering van de werknemer af. Zowel Hof als kantonrechter zijn van mening dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan door veiligheidsschoenen ter beschikking te stellen. Het Hof merkt daarbij op dat er geen reden is waarom de werkgever er niet op mocht vertrouwen dat de veiligheidsschoenen een afdoende middel tegen het risico van uitglijden zouden bieden, zodat hem niet kan worden verweten dat hij ten tijde van het ongeval geen rubberen matten had geplaatst. Tevens wordt overwogen dat het verhoogde risico van kunnen uitglijden in een waterplas een feit van algemene bekendheid is en geen “specifiek arbeidsgerelateerd verschijnsel”. Kantonrechter en Hof zijn van mening dat de zorgverplichting van de werkgever niet zo ver gaat dat hij hiervoor moest waarschuwen.

De werknemer gaat in cassatie. Opnieuw stelt hij zich op het standpunt dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht omdat hij het gevaar van uitglijden had kunnen beperken door rubberen matten neer te leggen. De Hoge Raad gaat om. Van de werkgever kunnen meer effectieve maatregelen worden gevergd. Ondanks het feit dat er al een veiligheidsmaatregel is genomen, is de werkgever niet van zijn (zorg)verplichtingen gekweten.

De werkgever heeft zelf aangegeven dat het leggen van matten een eenvoudige en geëigende veiligheidsmaatregel tegen uitglijden was. Het oordeel van het Hof dat werkgever erop mocht vertrouwen dat de veiligheidsschoenen een afdoende middel zouden bieden, berust op een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad. Voor de verdere behandeling wordt de zaak terug verwezen naar het Hof.

Gilyan Parker