7 oktober 2014
De uitzendbranche kijkt al een tijd reikhalzend uit naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in het hoger beroep van StiPP in een procedure tegen Care 4 Care.
Het bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendbranche (StiPP) is het namelijk niet eens met het oordeel van de Kantonrechter Amsterdam d.d. 1 juli 2013 dat bedrijf Care 4 Care niet valt onder de werkingssfeer van de verplichting om deel te nemen aan de pensioenregeling van de uitzendbranche.
Intussen heeft dezelfde Amsterdamse kantonrechter in een vergelijkbare procedure van StiPP tegen een andere uitzendonderneming op 22 september 2014 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBAMS:2014:6356). Het gaat om detacheringsbureau TMI dat gespecialiseerd verpleegkundig en paramedisch personeel in (vaste) dienst heeft. De werknemers worden door TMO bij opdrachtgevers geplaatst, zoals ziekenhuizen. Lukt dat niet dan zijn de werknemers bankzitter en krijgen zij hun salaris van TMI doorbetaald. TMI heeft een eigen verzekerde pensioenregeling voor haar werknemers en meent niet onder de (veel duurdere) verplichtstelling van het uitzendpensioenfonds te vallen. StiPP echter vindt dat ook TMI valt onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit tot deelname in de pensioenregeling van de uitzendbranche. Daarin staat dat deelname aan de pensioenregeling verplicht is voor uitzendkrachten die op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam zijn voor een uitzendonderneming. De kantonrechter loopt in deze uitspraak die begrippen na en komt in dit geval wel tot een gunstig oordeel voor StiPP.
In de arbeidsovereenkomsten tussen TMI en haar werknemers is geen zogeheten uitzendbeding opgenomen. Dat staat er volgens de rechter niet aan in de weg dat die arbeidsovereenkomsten kwalificeren als uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 BW. TMI stelt bedrijfsmatig werknemers ter beschikking van opdrachtgevers. Het werkgeversgezag wat betreft beoordeling van functioneren, ziekte en vakantie, berust bij TMI, maar voor het overige ligt bijvoorbeeld de instructiebevoegdheid bij de opdrachtgever/inlener. Die geeft dagelijkse leiding en houdt toezicht op de ingeleende werknemers, die hetzelfde werk verrichten als de eigen werknemers van de opdrachtgever.
TMI kwalificeert daar naast als uitzendonderneming. Daarvoor is volgens de kantonrechter noodzakelijk dat TMI een zogenaamde allocatiefunctie op de arbeidsmarkt heeft. Met allocatie is bedoeld, het als werkgever bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid. Het detacheren van personeel, zoals TMI doet, valt daar volgens de kantonrechter onder. TMI houdt zich bedrijfsmatig en voor ten minste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis – zoals gedefinieerd in de verplichtstellingsbeschikking – bezig met terbeschikkingstelling.
TMI valt dus onder de verplichtstellingsbeschikking van de pensioenregeling voor de uitzendbranche en is dus verplicht haar werknemers bij dit pensioenfonds aan te melden en aan StiPP pensioenpremie af te dragen. Vergelijking met de hiervoor genoemde uitspraak inzake Care 4 Care doet de vraag rijzen waar nu het verschil zit met TMI voor wat betreft de allocatiefunctie. Voor de uitzend- en detacheringsondernemingen is het wachten op de Hof-uitspraak voordat er meer duidelijkheid komt over de – mogelijke – pensioenverplichtingen ten opzichte van het StiPP pensioenfonds.