18 april 2011

Effectiviteit en gevolgen ‘anti-kraakwet’

Door Glenn Kerver

Met de sinds 1 october 2010 in werking getreden wet ‘Kraken en Leegstand’ is er een instrumentarium beschikbaar waarvan een duidelijkere normstelling en meer afschrikkende werking moet uitgaan.

Daardoor worden er strafrechtelijk meer mogelijkheden gecreëerd om kraken zwaarder te sanctioneren en een bijdrage te leveren aan de opsporing en vervolging van krakers. De meerwaarde van deze wet is dus vooral dat de norm – kraken kan en mag niet – duidelijk wordt gesteld. Kraken zou volgens deze wet in alle gevallen onrechtmatig moeten zijn, maar is dat in de praktijk ook zo en wat zijn de gevolgen van deze wet voor vastgoedeigenaren?

Strafbaarheid krakers

In de nieuwe wet wordt kraken niet meer als een overtreding, maar als een misdrijf gekwalificeerd. Op kraken staat een maximale gevangenisstraf van één jaar (artikel 138a lid 1 Wetboek van Strafrecht). Voor kraken met geweld of intimidatie kan een maximum van twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd (artikel 138a lid 2 Sr). Krakers die in een groep optreden en hierbij geweld gebruiken, kunnen gevangenisstraffen tot twee jaar en acht maanden opgelegd krijgen (artikel 138a lid 3 Sr). Ook de straf voor huisvredebreuk is verdubbeld van maximaal zes maanden naar maximaal een jaar (artikel 138 lid 1 Sr). Daarnaast kunnen krakers ook worden veroordeeld, als zij niet op heterdaad betrapt worden. Tevens is in de nieuwe wet artikel 551a aan het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Door dit artikel is iedere opsporingsambtenaar bevoegd om een gekraakt pand te betreden en de daar aanwezige personen die daar onrechtmatig verblijven, op strafrechtelijke gronden te ontruimen. De uitvoering van dit artikel blijkt in de praktijk nog voor problemen te zorgen.

Ontruimen krakers geen gelopen race?

Op 8 november 2010 en 1 maart 2011 hebben de Gerechtshoven ’s-Gravenhage en Amsterdam voorlopig een streep gezet door de anti-kraakwet. Beide gerechten vinden dat, wil een ontruiming door de Staat op strafrechtelijke gronden toelaatbaar zijn, deze volgens duidelijke gepubliceerde regelgeving tevoren aan de krakers moet worden aangekondigd. Krakers moeten in beginsel de gelegenheid krijgen de rechter (tevoren) het recht tot ontruiming te laten toetsen. Dergelijke regelgeving is ook noodzakelijk in verband met de bescherming die het Europese Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) biedt. Dat betreft allereerst het huisrecht, waarop ook krakers aanspraak kunnen maken. Verder betreft dat de vraag wat er gedaan moet worden met de goederen die uit een kraakpand worden verwijderd. Hierbij is het dus niet van belang of iemand op rechtmatige wijze aan dat huisrecht is gekomen. De belangen van krakers spelen dus wel een rol, ondanks dat hierover niks staat opgenomen in de anti-kraakwet.

Licht aan het einde van de tunnel

Het lijkt er door de hiervoor beschreven uitspraken op dat de anti-kraakwet nog niet daadwerkelijk het doel kan dienen waarvoor het is ingevoerd. Het openbaar ministerie (OM) heeft inmiddels wel nieuwe beleidsregels opgesteld en openbaar gemaakt betreffende een tijdig voorafgaande aankondiging van ontruimingen. Het OM heeft nu besloten dat er pas wordt ontruimd na een schriftelijke aankondiging aan de bewoners van een kraakpand met een termijn voor het eventueel aanhangig maken van een kort geding. Deze regels zouden nu moeten voldoen aan de door het Haagse en Amsterdamse hof gestelde eisen en daarmee de ontruimingsprocedure moeten vergemakkelijken. Ik verwacht dan ook dat de door het hof opgeworpen hordes te nemen zijn.

Glenn Kerver

Glenn Kerver

Advocaat

‘Snel tot de kern en focus op de oplossing’