4 januari 2009
Alan Greenspan, voormalig centrale bankier in de VS (Fed), heeft gelijk als hij over zijn rol in de kredietcrisis in de begintijd van Fannie Mae en Freddie Mac stelt dat van toezichthouders geen onfeilbaarheid verwacht mag worden.
Je zou zelfs een stap verder kunnen gaan en de focus kunnen verleggen van de huidige roep om feilloos en nóg strikter toezicht naar een minder technocratisch bestuur van ondernemingen én overheden.
In de International Herald Tribune van 11 october 2008 stond een aardig historisch overzicht van de crisis met als scharnierpunt de internationale bijeenkomst van centrale bankiers op 14 september 2008, volgend op de val van de 158 jaar oude investment bank Lehman Brothers. Volgens (Europese) ingewijden was bij een groot deel van de aanwezigen niet geheel duidelijk hoe belangrijk de bank Lehman Brothers was “to the intricate but largely invisible web that connects American Financial institutions with other firma around the globe”. Recent heeft de Franse minister van Financiën Lagarde aangegeven dat voor het equilibrium van het financiële systeem, het laten vallen van Lehman de centrale “dominofout” was.
Korte termijn interventies en de idee van toezicht als levenslijn vormen op dit moment de zere plek. Lokale toezichtinterventies zullen niet resulteren in stabiliteit in mondiale markten. Met méér toezichtsregelgeving en meer, zelfs onbegrensde, bevoegdheden voor toezichthouders is een verkeerde weg ingeslagen. Het is het soort wetgevingsinstrumentalisme dat het “zwarte pieten uitdelen” faciliteert, maar verder doet verdoven en verstarren. In mijn weblog van 4 juli 2008, Financieel toezicht op “the unknown unknowns”, haal ik de waakzaamheid voor een te rigide toepassing van toezichtregelgeving aan. Nu – een paar maanden verder – geldt nog steeds dat rekening houden met reële risico’s iets anders is dan rekening houden met al het gevaar van de wereld. Ook als juist de “unknown unknowns” vanuit historisch perspectief zo’n zware stempel hebben kunnen drukken op de financiële stabiliteit.
Ik schreef in de aangehaalde log dat als ik DNB president Wellink goed begrijp, een even creatief als evenwichtig toezicht het vroegtijdig signaleren van reële risico’s het best vormgeeft. Creatief en evenwichtig toezicht is iets anders dan het plichtmatig verwerken van afvinklijsten en vraagt veel van zowel toezichthouder als onder toezicht gestelde. Inmiddels zou ik daar ook aan toevoegen: stakeholders. Wellink’s oproep voor waakzaamheid voor een te rigide toepassing van toezichtregelgeving, zou ook in de achtbaan van de crisis niet aan dovemansoren moeten zijn gericht.