8 februari 2009
Ouders zijn op grond van de wet verplicht om (financieel) voor hun kinderen te zorgen.
Deze verplichting bestaat tot de 18e verjaardag van het kind. Zodra kinderen 18 jaar zijn, zijn zij officieel meerderjarig. Jongmeerderjarig zijn kinderen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar. Voor deze categorie geldt dat ouders een wettelijke plicht hebben om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie. Deze plicht geldt voor alle ouders, dus niet alleen voor ouders die gescheiden zijn!
Met de kosten voor levensonderhoud en studie wordt eigenlijk hetzelfde bedoeld als met de kosten voor verzorging en opvoeding tijdens minderjarigheid. In de praktijk zal het dus weinig verschil maken als een kind gaat studeren; de kosten zullen nauwelijks anders zijn. Wel heeft het kind vanaf het 18e levensjaar het recht de alimentatie zelf te ontvangen. De door de rechter vastgestelde kinderalimentatie loopt door tot de 21ste verjaardag van het kind. Net als bij minderjarigen zal de rechter bij het vaststellen van de alimentatie voor jongmeerderjarigen kijken naar de behoefte van het kind en de draagkracht van de ouders.
Soms zijn er redenen voor de rechter om de onderhoudsplicht van de ouders te matigen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het kind zijn of haar studie niet serieus neemt of als de keuze voor een bepaalde studie niet reëel is. Ook misdragen sommige kinderen zich zo ernstig, dat een bijdrage in het levensonderhoud moreel niet van de ouders kan worden gevergd. Hierbij heeft echter wel te gelden dat een kind wel erg ver moet gaan, wil een rechter overgaan tot het matigen of staken van de onderhoudsbijdrage.
Een andere reden voor matiging van de alimentatie kan zijn dat het kind zelf in zijn of haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Indien een kind met een baan(tje) de “eigen broek kan ophouden” bestaat er in principe geen recht meer op alimentatie.
Voor kinderen van 21 jaar en ouder geldt dat zij alleen aanspraak op het verstrekken van levensonderhoud kunnen maken als zij behoeftig zijn. Een kind is “behoeftig” als het niet in zijn of haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Dat wil zeggen dat het kind de nodige middelen mist, en die ook niet in redelijkheid kan verwerven. Op basis van de jurisprudentie wordt een studerend kind, na zijn 21ste , niet meer geacht behoeftig te zijn, maar in staat om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.