9 februari 2012
Openbaarheid van overheidsinformatie is een uitgangspunt voor een goede en democratische bestuursvoering.
Waar het Amerikaanse Supreme Court in 1974 president Nixon weliswaar het bevel gaf bandopnames af te staan, was het uitgangspunt nog “Government cannot function in a goldfish-bowl”. De kleine uitzondering op die hoofdregel was voor Nixon de opmaat voor aftreden. Inmiddels is het openbaarheidsdebat diametraal gedraaid: uitzondering is nu dat stukken niet worden verstrekt. Transparantie viert hoogtij.
Bestuursorganen gebruiken steeds meer de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) als basis om besluiten actief openbaar te maken. Zie het overzicht in de noot van E.J. Daalder onder ABRvS 2 februari 2011, AB 2011/153. Zo kan het gebeuren dat aan de goede en democratische bestuursvoering een zodanig zwaar gewicht wordt gegeven dat een belang als bijvoorbeeld privacy niet doorslaggevend is bij de afweging openbaarheid of niet openbaarheid van het weergeven van een naam van een betrokkene (vgl ABRvS 31 may 2006, AB2006/329, JB 2006/218).
Waar het voorbeeld van Nixon nog goed inpasbaar is in de idee van de rechtsstaat, naderen we meer en meer het oneigenlijke naming en shaming bij volle openbaarheid van privacygevoelige informatie. Zo biedt artikel 8 Wob basis voor het openbaar maken van sanctiebesluiten waarvoor in de specifieke wetgeving geen basis wordt gegeven (ABRvS 10 november 2010, AB 2010/319). In het boetebesluit dat in die uitspraak aan de orde was, werden de namen van de rechtspersonen en hun directeuren bekendgemaakt. Naar het oordeel van de Raad van State zou bij publicatie van het boetebesluit slechts sprake van onevenredige benadeling kunnen zijn in de zin van Artikel 10 lid 2 aanhef en onder g Wob, voor zover het bestreden boetebesluit in rechte geen stand zou houden. Dat gaat ver, omdat het de gevolgen van het handelen van een overheidsorgaan al praktisch onomkeerbaar kunnen zijn ingetreden voor de betrokkenen.
In een nieuw kader, Artikel 4:8 lid 3 Voorontwerp Algemene wet overheidsinformatie, waarin openbaarmaking met het oogmerk van bestraffing van anderen dan overheidsorganen niet is toegestaan, behoudens op basis van een specifieke wet (niet de Wob). Publicatie van privacygevoelige, negatieve gegevens zal dan gebaseerd moeten worden op een expliciete wettelijke grondslag die daartoe de bevoegdheid geeft en niet op Artikel 8 Wob. Daarmee is het back to basics: artikel 8 Wob als instructienorm met het oog overheidsvoorlichting te stimuleren.