29 augustus 2013

Ondernemers en huwelijkse voorwaarden: Deel II

Door Gilyan Parker

Een recente uitspraak van Hof Amsterdam is net als een eerder besproken uitspraak niet heel erg ondernemersgezind.

De deur is geopend voor echtgenoten van ondernemers om met een beroep op de redelijkheid en billijkheid de huwelijkse voorwaarden te doorbreken.

Net als in de zaak die ik eerder besprak, zijn in de zaak waarover het Hof Amsterdam had te oordelen partijen onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd, met een periodiek verrekenbeding van inkomen waaraan geen uitvoering is gegeven ten tijde van het huwelijk. Ook hier is de man directeur grootaandeelhouder. (Zie Hof Amsterdam 14 augustus 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012: BY1478)

Verrekenbeding ziet niet op opgepotte winsten in de B.V.

Partijen twistten over de vraag of het verrekenbeding in hun huwelijkse voorwaarden ook ziet op verrekening van opgepotte winsten in de B.V.. Het hof concludeert van niet en leidt dit af uit de gehanteerde formulering van de huwelijkse voorwaarden, de omstandigheden waaronder deze zijn opgemaakt en de wederzijds kenbare bedoelingen van partijen. Daaruit volgt volgens het hof dat partijen slechts inkomsten uit arbeid met elkaar hebben willen verrekenen en geen opgepotte winsten. Daarmee was de zaak echter niet klaar. De vrouw beriep zich op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Volgens haar zou het in strijd met deze maatstaven zijn wanneer zij niet zou delen in de opgepotte winsten. Het hof volgt de vrouw in deze redenering.

Redelijkheid en billijkheid

De vrouw had namelijk tijdens het huwelijk van partijen in de onderneming van de man gewerkt en opleidingen gevolgd. Daarmee had zij een transportvergunning verkregen die het mogelijk heeft gemaakt dat de onderneming van de man ook internationale transporten kon gaan uitvoeren. Zonder deze vergunning had deze uitbreiding niet gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast is de onderneming van de man gedurende het huwelijk aanzienlijk gegroeid en heeft de man zichzelf een relatief laag salaris toegekend. De behaalde winst is op geen enkele wijze (noch via een hoog salaris, noch via dividenduitkeringen) aan de vrouw ten goede gekomen. Het hof oordeelde derhalve dat de man toch de opgepotte winsten in de B.V. met zijn echtgenote diende te verrekenen.

Conclusie

Deze uitspraak heeft veel stop doen opwaaien in de literatuur omdat de man kennelijk niet kon vertrouwen op de tekst van de huwelijkse voorwaarden. Deze zijn namelijk terzijde geschoven door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Mondjesmaat komt dat steeds vaker. De redelijkheid en billijkheid prevaleren in die gevallen boven de tekst van de huwelijkse voorwaarden, hetgeen afbreuk doet aan de rechtszekerheid. Meestal dienen niet uitgekeerde winsten toch verrekend te worden, omdat de tekst van de huwelijkse voorwaarden niet duidelijk is. Met deze uitspraak blijkt dat ook als deze tekst wel duidelijk is, de ondernemer op zijn hoede moet zijn.

Gilyan Parker