7 maart 2013
Grote ophef in februari over het voortrekken van vakbondsleden bij CAO-afspraken.
Vakbondsleden die een extra vrije dag krijgen of € 1.000,- meer voor scholing, dan hun collega’s niet-leden. Hoe hier tegen aan te kijken?
Vakbondsleden hebben soms in een sociaal plan al een streepje voor. Vakbondsleden krijgen bijvoorbeeld een groter outplacementbudget dan andere medewerkers. Vanuit vakbondszijde zegt men wel dat de leden extra mogen profiteren van een sociaal plan dat door de vakbond ten behoeve van zowel leden als niet-leden is uitonderhandeld met de werkgever. Het voortrekken van vakbondsleden bij regelingen in een sociaal plan heeft de Rechtbank Utrecht op 20 may 2009 toegestaan. Twee niet-leden vorderden toen de in het sociaal plan voor leden opgenomen hogere suppletievergoeding. De rechtbank wees die vordering tegen de vakbond af.
Nu gaat het dus om meer rechten voor vakbondsleden in een CAO. Het gaat hier om ondernemings-CAO’s. Dus niet om bedrijfstak-CAO’s. Laat staan om algemeen verbindend verklaarde CAO’s. Een bepaling in een bedrijfstak-CAO waarin vakbondsleden meer rechten hebben dan niet-leden zal door de Minister van Sociale Zaken niet algemeen verbindend worden verklaard. CAO-bepalingen die leiden tot een onderscheid tussen georganiseerde en niet georganiseerde medewerkers worden namelijk niet algemeen verbindend verklaard (art. 2 lid 5 Wet AVV).
Uit de rechtspraak blijkt dat een onderscheid tussen leden en niet-leden in een ondernemings-CAO tot op zekere hoogte is toegestaan. Het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft hierover in 2009 en 2010 geoordeeld. Ongelijke behandeling van georganiseerde en ongeorganiseerde werknemers is niet een bij voorbaat verdacht discriminatoir onderscheid, zoals wel bij godsdienst, ras, geslacht en leeftijd. Dat rechtscollege heeft gekeken hoe dit onderscheid zich verhoudt tot internationale verdragen zoals het IVBPR en van de International Labour Organisation (ILO). Wat betreft de eisen van legitimiteit en doelmatigheid kan bevoordeling van vakbondsleden de toetsing door het hof doorstaan. De proportionaliteit, dus de verhouding met de aard en omvang van de bevoordeling, kan wel problematisch zijn, aldus het hof. Een klein verschil tussen leden en niet-leden is wel aanvaardbaar. Maar waar de grens voor een redelijke bevoordeling van leden ligt, is niet helemaal duidelijk.
Hierbij moet bijvoorbeeld ook worden gekeken naar een ander internationaal recht. Namelijk dat van verenigings-/vakbondsvrijheid in artikel 11 EVRM. Dat brengt met zich dat het voortrekken van leden niet zo ver mag gaan dat niet-leden zich in feite gedwongen voelen om ook lid van een vakbond te worden (negatieve vakbondsvrijheid). Hierbij gaat het dus om de vraag wanneer de financiële CAO-voordelen voor leden zo groot worden dat er in feite geen vrijheid meer is voor de niet-leden om géén lid te worden.
Kamerleden van VVD en D66 hebben aan de Minister van Sociale Zaken gevraagd of het juridisch is toegestaan om bij CAO’s onderscheid te maken tussen leden en niet-leden. Met name vragen zij de minister hoe dit voortrekken van leden zich verhoudt tot gelijke behandeling en gelijke beloning, en waar de grens ligt bij het maken van onderscheid tussen leden en niet-leden. Binnen een paar weken zal de minister hier antwoord op geven en wordt wellicht ook duidelijk hoe de genoemde schaarse rechtspraak hierover precies moet worden gezien.
Meer over arbeidrecht vindt u hier.