5 juli 2007
Uit een evaluatie van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) komt het beeld naar voren dat belanghebbenden bij overheidsorganen veel onwil tegenkomen.
Genoemd worden termijnoverschrijding en restrictieve interpretatie van de uitzonderingsgronden van de Wob. Bovendien wordt aan actieve openbaarheid die in de Wob eveneens is geregeld, in de praktijk onvoldoende invulling gegeven. Uit de evaluatie volgt ook dat de geest van de wet en de praktijk van de toepassing in de beleving van zowel overheid als belanghebbende verder uit elkaar liggen dan aanvaardbaar is. Tijd voor een koerswijziging.
In een opiniestuk in het Het Financieele Dagblad van 15 februari 2007 en in het BNR programma Juridische Zaken van 20 februari 2007 heb ik de noodzaak van een koerswijziging al eens onderstreept. Het verruimen en stroomlijnen van de toegang, de toegankelijkheid en het gebruik van overheidsinformatie kan in een wettelijke regeling op een nieuwe leest beter gestalte krijgen. Een voorontwerp voor een Algemene wet overheidsinformatie biedt inmiddels die nieuwe leest.
Het wetsontwerp besteedt terecht aandacht aan actieve openbaarheid door het aanwijzen van informatie die openbaar is, het verplichten tot het elektronisch aanbieden van een deel van deze openbare informatie en het verplichten tot het elektronisch aanbieden van informatie over bestaande documenten (documentenregister). De electronic reading rooms in Amerika kunnen daarbij als voorbeeld dienen voor een ruimhartiger openbaarmakingsbeleid.
Interessant is dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) vorig jaar de duiding van een algemeen recht op overheidsinformatie naar een hoger plan heeft getrokken. In het arrest Sdru?en? Jihocesk? Matky v. Tsjechië van 10 juli 2006 toetst het Hof in een Franstalige ontvankelijkheidbeslissing een weigering van toegang tot overheidsinformatie aan artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarmee lag voor het eerst de vraag voor of er naast een bijzonder belang ook een algemeen belang bij openbaarheid van bestuur onder het Verdrag zou vallen, binnen de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting. Het Hof heeft niet een eenduidig antwoord op die vraag gegeven, maar heeft met de wijze van toetsen kennelijk wel willen onderstrepen dat het recht op toegang tot overheidsinformatie een duidelijke evolutie doormaakt. Die evolutie was overigens ook terug te vinden in de Europese Grondwet, waarin het recht op overheidsinformatie een bindend karakter had moeten krijgen.
Enfin, aanknopingspunten genoeg voor de Nederlandse wetgever om het gestructureerd en inzichtelijk openbaar maken van de black box aan overheidinformatie mogelijk te maken.