8 januari 2015
De Wet Werk en Zekerheid brengt grote wijzigingen voor het arbeidsrecht met zich mee. Eén van deze wijzigingen betreft de introductie van de transitievergoeding.
Een werknemer die langer dan twee jaar in dienst is, zal in principe altijd aanspraak kunnen maken op deze ‘ontslagvergoeding’ zodra de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
Het recht op een transitievergoeding bestaat zodra een dienstverband minimaal 24 maanden heeft geduurd en eindigt:
De aanspraak op de transitievergoeding bestaat niet indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd wegens ernstig verwijtbaar handelen door de werknemer (bijvoorbeeld het niet meewerken aan re-integratie, structureel te laat komen, geweld, fraude, diefstal door de werknemer) tenzij het niet toekennen van de vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Daarnaast zijn er nog een aantal bijzondere gevallen waarin geen vergoeding verschuldigd is. Een werknemer die wordt ontslagen omdat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt (pensioenontslag) kan bijvoorbeeld geen aanspraak maken op een transitievergoeding. De transitievergoeding hoeft ook niet te worden betaald als een contract van een minderjarige werknemer afloopt en de gemiddelde omvang van de door de werknemer verrichte arbeid twaalf uur of minder per week bedroeg. Er is tot slot geen transitievergoeding verschuldigd indien de werkgever in financieel noodweer verkeert en er sprake is van een faillissement, surseance van betaling of schuldsanering.
Bij het berekenen van de duur van het dienstverband worden verschillende dienstverbanden tussen partijen die elkaar opvolgen met tussenpozen van maximaal zes maanden samengeteld. Periodes tussen opvolgende dienstverbanden worden niet meegeteld bij het berekenen van de transitievergoeding. Indien er sprake is van opvolgend werkgeverschap (uitzendkrachten die in dienst worden genomen door de inlener, overgang van onderneming, doorstart etc.) dan wordt ook de duur van het dienstverband met de vorige werkgever meegeteld. Er geldt een uitzondering voor jonge werknemers met een bijbaantje. De maanden waarin een minderjarige (jonger dan 18) gemiddeld maximaal 12 uur per week heeft gewerkt, worden bij het berekenen van de duur van het dienstverband buiten beschouwing gelaten.
In lagere regelgeving is voorgeschreven wat er onder het maandsalaris moet worden verstaan.
Bij CAO kan worden afgeweken van het recht op een transitievergoeding. Het moet dan wel gaan om een CAO die tot stand is gekomen met gekwalificeerde vakbonden. De CAO moet bovendien in plaats van de transitievergoeding een gelijkwaardige voorziening aanbieden met baanmobiliteit tot doel. Uiteraard mag er bij CAO aan de werknemer een hogere ontslagvergoeding worden toegekend.
Indien de betaling van de transitievergoeding voor de werkgever tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden, kan de vergoeding onder voorwaarden in termijnen worden betaald.
In uitzonderlijke gevallen kan de werknemer naast de transitievergoeding aanspraak maken op een billijke vergoeding.
Het nieuwe recht ten aanzien van de transitievergoeding geldt vanaf 1 juli 2015. Indien een tijdelijk contract op of na deze datum eindigt, zal moeten worden onderzocht of er een transitievergoeding verschuldigd is. Ook ontslagaanvragen en ontbindingsverzoeken die op of ná deze datum zijn ingediend vallen onder het nieuwe recht. De kantonrechtersformule zal in die zaken plaats moeten maken voor de transitievergoeding. Zie ook Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding