11 april 2013

Veroordeling in proceskosten

Door Gilyan Parker

Wie een procedure bij de rechtbank verliest, wordt veroordeeld de proceskosten van de tegenpartij te vergoeden.

Daar staat tegenover dat degene die de procedure wint, in de regel zijn proceskosten vergoed krijgt. Die proceskostenveroordeling dekt echter niet de werkelijk gemaakte kosten, maar is een forfaitair bedrag. De griffierechten en deurwaarderskosten worden in de regel wel toegewezen, maar de advocaatkosten niet.

Het bedrag voor vergoeding van advocaatkosten is een vast bedrag per proceshandeling. Zo is een dagvaarding één punt, een zitting is één punt, een schriftelijke conclusie of akte is één punt, enz. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag waar de procedure over gaat, bedraagt elk procespunt een forfaitair bedrag dat ligt tussen € 384,= (belang kleiner dan € 10.000,=) en € 3.211,= (belang boven € 1 miljoen). Dit heet het “liquidatietarief” van de rechtbank. De liquidatietarieven van de Gerechtshoven liggen iets hoger.

De advocaatkosten variëren vaak van een paar duizend euro voor een relatief eenvoudige procedure, tot vele tienduizenden euro’s in omvangrijke, complexe zaken. De proceskostenvergoeding die de rechtbank dan toekent, schiet dan tekort. Het gevolg is dus, dat ook als je de procedure wint, je behoorlijk deel van de advocaatkosten zelf moet dragen.

Achtergrond huidige regeling

Daar zit ook wel een gedachte achter. Een partij kan goede gronden hebben om een geschil aan de rechter voor te leggen. Ook als achteraf de rechter hem in het ongelijk stelt. Procederen is niet onrechtmatig, ook niet als dat niet tot een ongunstig resultaat leidt. Om de toegang tot de rechter niet (te veel) te belemmeren, dient de proceskostenveroordeling te voorspellen zijn èn niet te hoog te worden bij verlies. Tegelijkertijd is het wel redelijk om de verliezende partij enigszins de kosten van de winnaar te laten dragen.

Bij uitzondering vergoeding van volledige advocaatkosten

Soms, in uitzonderlijke gevallen, kan procederen wel onrechtmatig zijn. Dat is aan de orde als een partij “misbruik van procesrecht” maakt. Voorbeelden daarvan zijn er niet veel. Het komt vooral voor als iemand voor de tweede keer over exact hetzelfde onderwerk procedeert, zonder dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn voorgevallen die dat zouden kunnen rechtvaardigen. Dit doet zich voor als een vordering wordt ingesteld op feiten en omstandigheden waarvan de eiser wist dat die onjuist waren, of een vordering start die bij voorbaat kansloos is (wat niet snel het geval zal zijn). Ook het niet-voldoen aan een eerder vonnis van de rechtbank, waardoor de wederpartij gedwongen wordt nogmaals een procedure te starten over dezelfde zaak, levert misbruik van procesrecht op.

Voorbeelden van zaken met volledige proceskostenvoordeling

In deze zaak van de rechtbank Amsterdam was een werkgever veroordeeld om een eerder geschorste werknemer opnieuw aan het werk te zetten, op straffe van een dwangsom. De werkgever vond het echter te verkiezen om de dwangsom te betalen, in plaats van de werknemer daadwerkelijk weer op het werk toe te laten. De werkgever negeerde dus opzettelijk het vonnis van de rechtbank. De werknemer vorderde daarop opnieuw dat hij op het werk werd toegelaten. Met succes, en met een veroordeling van de werkgever tot vergoeding van de volledige advocaatkosten. Een recent voorbeeld van een vonnis waarbij de eiser tot vergoeding van de volledige advocaakosten van de gedaagde partij werd veroordeeld, is hier te vinden.

Voor de volledigheid: in zaken die gaan om Intellectuele Eigendom kent de wet een afzonderlijke regeling op grond waarvan de proceskostenveroordeling geen forfaitair bedrag is, maar wel gebaseerd is op de werkelijke advocaatkosten van de winnende partij.

Gilyan Parker