7 juli 2013

Wettelijke rechten van de langstlevende echtgenoot

Door Gilyan Parker

Veel (stief)ouders hebben angst dat zij na het overlijden van hun echtgenoot door toedoen van de (stief)kinderen het huis dienen te verlaten.

Is die angst gerechtvaardigd? In beginsel heeft ieder mens in Nederland de vrijheid om over zijn vermogen te beschikken. In de weblog over onterven en de legitieme portie wordt beschreven dat die vrijheid in Nederland door de wet ingeperkt kan worden. Zo kan een onterfd kind in Nederland aanspraak maken op zijn legitieme portie. In het ‘nieuwe’ erfrecht dat sinds 1 januari 2003 in werking is getreden, bezit de langstlevende echtgenoot wettelijke rechten die eventueel een inbreuk kunnen maken op de rechten van erfgenamen.

Wettelijke rechten echtgenoot

Naast de wettelijke verdeling zijn er drie belangrijke wettelijke rechten waar de langstlevende aanspraak op kan maken. Het eerste recht is het recht van voortgezet gebruik van de woning, waarin de langstlevende echtgenoot woonde en het voortgezet gebruiksrecht van de inboedel. Op dit recht kan door de langstlevende alleen een beroep worden gedaan als de overleden echtgenoot de eigenaar van de woning dan wel inboedel was. De langstlevende echtgenoot moet bovendien vóór het overlijden reeds in de woning wonen respectievelijk de inboedel in gebruik hebben.

Het tweede recht is het recht van de langstlevende echtgenoot om het vruchtgebruik van de woning te vorderen waarin hij gedurende het overlijden van zijn echtgenoot woonde. De langstlevende echtgenoot kan daarnaast ook om het vruchtgebruik van de inboedel verzoeken. Indien de langstlevende zelf onvoldoende middelen ter beschikking heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, dan geeft de wet hem een derde recht: het vruchtgebruik van de hele nalatenschap met vervreemdings-en interingsbevoegdheid. Indien het echt nodig is, kan de kantonrechter bepalen dat de langstlevende de bevoegdheid heeft alle nalatenschapsgoederen te vervreemden en op de opbrengst hiervan in te teren. De erfgenamen kunnen dus uiteindelijk met lege handen komen te staan.

Kantonrechter

Om het tweede en derde recht te kunnen effectueren als langstlevende echtgenoot, dient een verzoek bij de kantonrechter te worden ingediend. De langstlevende echtgenoot kan een dergelijk verzoek daartoe zelf bij de kantonrechter indienen. Het is overigens niet aan te raden dit zelf te doen, aangezien het procederen in erfrechtzaken een specifieke kennis vereist van zowel het erfrecht als het procesrecht. Zo dient het verzoek aan de kanonrechter binnen bepaalde (korte!) termijnen gedaan te worden. Het te laat aanbrengen van het verzoekschrift bij de kantonrechter leidt tot niet ontvankelijkheid. De mogelijkheid om uw rechten ter zake geldend te maken vervalt dan dus.

Ten slotte een voorbeeld:

Hans en Ellen zijn gehuwd. Hans was eerder gehuwd met Lies en uit het eerste huwelijk werd Dorine geboren. Het huwelijk van Hans en Lies eindigde door het overlijden van Lies. Lies maakte een testament waarin zij Dorine tot enig erfgenaam benoemde en Hans het vruchtgebruik van de woning toekende. Hans en Dorine hebben de nalatenschap van Lies afgewikkeld: Hans kreeg het vruchtgebruik van de woning en Dorine werd (bloot)eigenaar; Hans kreeg dus het genot van de woning, maar werd niet de eigenaar. Na een paar jaar trok Ellen bij Hans in. Als Hans overlijdt, eindigt zijn recht en kan Ellen geen beroep doen op de wettelijke rechten.

Dit is slechts één van de vele denkbare voorbeelden. Meer weten over uw persoonlijke situatie? Win op tijd informatie in bij een ter zake deskundig adviseur!

Gilyan Parker