Wat is een zorgvuldige voorbereiding?
Artikel 3:2 Awb vereist dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen vergaart. Alleen zo kan de gemeente komen tot een zorgvuldig genomen besluit. De gemeente dient niet alleen haar eigen belangen of die van de projectontwikkelaar mee te wegen, maar ook die van andere belanghebbenden, zoals omwonenden. Dat deze eis niet te lichtvaardig moet worden opgevat bleek uit een zeer recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bestaat er nog een redmiddel voor de gemeente en projectontwikkelaar bij een gebrekkig besluit? In deze blog gaan we het hebben over de redding van een onzorgvuldig voorbereide omgevingsvergunning.
Casus bestemmingsplan voor HBG-locatie te Rijswijk (ZH)
Op 21 april 2021 deed de Afdeling uitspraak[1] in een zaak die was aangespannen door een belanghebbende die zich verzette tegen de vaststelling van het bestemmingsplan “herontwikkeling HBG-locatie” van de gemeente Rijswijk (ZH). Het plan maakt o.a. de bouw van 550 woningen mogelijk, verdeeld over vijf woontorens plus enkele stadswoningen. De belanghebbende woont op een perceel dat grenst aan het plangebied. Hij kan zich niet verenigen met het plan vanwege de gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat.
De belanghebbende had alles uit de kast gehaald om het besluit tot vaststelling van het plan alsnog te laten vernietigen. Deze voerde wel 11 verschillende gronden op: Zijn perceel was ten onrechte niet bij het plan betrokken; ten onrechte was geoordeeld dat een milieu effect rapportage niet hoefde te worden opgemaakt; er was strijd met de Omgevingsverordening Zuid Holland; er was geen rekening gehouden met zijn privacy en uitzicht; de vaststelling van het plan was in strijd met een eerder door het College verstuurde brief; het verlies aan groen was onaanvaardbaar; er zouden beschermde vogels leven in het plangebied; er was sprake van voorziene verkeersoverlast; ook was er sprake van onvoldoende parkeergelegenheid; er was sprake van een voorziene toename van geluidsoverlast door toename van het aantal verkeersbewegingen; en de luchtvervuiling zou toenemen.
Vernietiging van het vaststellingsbesluit
De Afdeling concludeerde na ampele motivering bij bijna alle gronden dat het betoog van de belanghebbende faalde. Echter, bij de laatste twee gronden ging de Afdeling met de belanghebbende mee op grond van artikel 3:2 Awb. Uit de stukken was inderdaad niet gebleken dat de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening had gehouden met de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van de belanghebbende. Er was weliswaar een geluidsrapport, maar dit rapport was van ná de datum van het vaststellingsbesluit. Verder was niet gebleken dat de gemeente bij het vaststellingsbesluit voldoende rekening had gehouden met de gevolgen voor de luchtkwaliteit ter plaatse van de woning van belanghebbende. Ook in deze was er weliswaar een luchtkwaliteitsrapport, maar dit rapport was gebrekkig, omdat er ten onrechte 920 autobewegingen waren afgetrokken voor een kantoorpand dat al geruime tijd leegstond.
Artikel 8:72 lid 1 Awb bepaalt dat een besluit (geheel of gedeeltelijk) vernietigd moet worden als geoordeeld wordt dat het tot stand gekomen is na een onvoldoende zorgvuldige voorbereiding. Dat deed de Afdeling dan ook; zij vernietigde het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het behoeft geen betoog dat dit in beginsel verstrekkende gevolgen heeft voor zowel de gemeente als de betrokken projectontwikkelaar.
De redding van een gebrekkig besluit
Echter, in dit specifieke geval bleek ter zake van de geluidsbelasting dat uit de –weliswaar te late- geluidsrapportage volgde dat er ter plaatse van de woning van belanghebbende de invloed van het plan op de geluidsbelasting verwaarloosbaar is. Ter zake van de luchtkwaliteit had de gemeente hangende de procedure een herstelrapportage laten opstellen. Daaruit volgde dat ook met inachtneming van de 920 verkeersbewegingen die eerder ten onrechte in mindering waren gebracht, niet geconcludeerd kon worden dat de luchtkwaliteit door het plan in het gedrang kwam. De Afdeling bepaalde om deze redenen dat de rechtsgevolgen van het vaststellingsbesluit in stand zouden blijven. De Afdeling was hiertoe bevoegd op grond van artikel 8:72 lid 3a Awb. En zo werden de plannen van de gemeente en de projectontwikkelaar toch nog gered.
Conclusie?
De ontwikkeling van leefgebieden kent vele facetten, en aan al deze facetten moet in de voorbereiding grondig aandacht besteed worden. Gezien bovengenoemde uitspraak kan de gemeente zich in beginsel niet permitteren om hierin steken te laten vallen. Dit is van belang voor de gemeente die graag vooruitgang wil boeken in de ontwikkeling van leefgebieden, maar ook in het belang van de projectontwikkelaar die haar plannen wil realiseren. Mocht er toch blijken van een omissie in de besluitvorming, is het van belang om alsdan zo adequaat mogelijk te handelen, en in een procedure te sturen op het stand blijven van de rechtsgevolgen van het besluit.
Meer informatie?
Wilt u advies of heeft u een andere juridische vraag? Neem dan gerust contact met mij op.
[1] ECLI:NL:RVS:2021:855