12 september 2024
Verzoek om een vaste aanstelling
Sinds 1 augustus 2022 hebben werkgevers te maken met de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden.
Lees meer
20 september 2015
In een aandeelhoudersovereenkomst wordt vaak de bepaling opgenomen dat een bestuurder alleen kan worden ontslagen door een unaniem besluit van de aandeelhouders. Vaak gebeurt dat in situaties waarin aandeelhouders tevens een bestuurder van de vennootschap leveren.
Zo wordt doelbewust een situatie gecreëerd waarin een bestuurder niet tegen zijn wil kan worden ontslagen. Er bestaat in algemene zin contractsvrijheid dus op dit punt mogen partijen met elkaar overeenkomen wat ze willen, tenzij de wet hen dat verbiedt. De vraag die hier aan de orde is, is of artikel 2:244 lid 2 BW, dat voorschrijft dat zo’n ontslagbesluit in statuten maar in beperkte mate aan een hoge drempel +bepaalde meerderheid van stemmen) mag worden gekoppeld, zo’n verbod bevat.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland moest zich recent in een kort geding over zo’n kwestie buigen (ECLI:NL:RBMNE:2015:5677). Daarbij waren partijen in de aandeelhoudersovereenkomst inderdaad zo’n unanimiteitsbepaling overeengekomen. In de statuten van die vennootschap werd die bepaling zelfs herhaald onder de toevoeging ‘voor zover wettelijk mogelijk’. De vraag die de rechtbank diende te beantwoorden was of, nu de aandeelhouders zo nadrukkelijk in hun aandeelhoudersovereenkomst en de statuten van de vennootschap bij ontslag van een bestuurder voor unanimiteit hadden gekozen, artikel 2:244 lid 2 BW kon worden gepasseerd. Het unanimiteitsvereiste in deze aandeelhoudersovereenkomst strekte er ook hier toe om iedere aandeelhouder die een bestuurder had geleverd, te beschermen tegen ontslag van zijn bestuurder door de anderen. Alle aandeelhouders/bestuurders zijn bij de totstandkoming van deze afspraak betrokken geweest.
De rechtbank stelde vast dat artikel 2:244 lid 2 BW geen verbod bevat om een dergelijke afspraak in een aandeelhoudersovereenkomst op te nemen. Afspraken die zijn neergelegd in een aandeelhoudersovereenkomst kunnen echter onder omstandigheden op grond van artikel 2:8 BW (=redelijkheid en billijkheid die organen binnen de organisatie ten opzichte van elkaar in acht dienen te nemen) doorwerken in de verhouding tussen een vennootschap en haar bestuurder. In dat kader wenste deze rechtbank de belangen van enerzijds de aandeelhouders en anderzijds die van de vennootschap te wegen. De rechtbank stelde dat zij in dit kort geding niet kon beoordelen of de ontslagen bestuurder terecht verwijten waren te maken. Wel was de rechtbank gebleken dat de verwijten voldoende zwaarwegend waren om een forensisch onderzoek te rechtvaardigen. In dat licht was het niet in belang van de vennootschap, aldus de rechtbank, dat de betreffende bestuurder aanbleef. Sterker nog, de vennootschap was gebaat bij een periode van stilstand waarbij kon worden onderzocht of en in hoeverre de zware verwijten gegrond waren. Het belang van de vennootschap woog dan ook zwaarder dan het belang van de minderheidsaandeelhouder die ook een bestuurder leverde. In die zin werkte volgens de rechtbank de contractuele afspraak dus niet door in de verhouding tussen vennootschap en bestuurder.
Ook in andere uitspraken met vergelijkbare casussen heeft het belang van de vennootschap uiteindelijk de doorslag gegeven. U kunt er dus niet vanuit gaan dat bepalingen in de aandeelhoudersovereenkomst te allen tijde stand houden. Soms werkt zo’n bepaling niet door in de relatie tussen vennootschap en bestuurder. Houdt u daar dus rekening mee als u een aandeelhoudersovereenkomst sluit.