4 november 2015

Overgangsrecht transitievergoeding buiten spel

Door Gilyan Parker

Met ingang van 1 juli 2015 heeft de werknemer die minstens 24 maanden in dienst is geweest bij –kort gezegd- opzegging of ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever, recht op de zogenoemde transitievergoeding.

Om de overgang van de oude naar de nieuwe situatie soepel te laten verlopen, is het Besluit overgangsrecht transitievergoeding uitgewerkt. Dat een naadloze overgang daarmee niet persé een gegeven is, is onlangs mooi geïllustreerd door de kantonrechter in Rotterdam. Het Besluit overgangsrecht transitievergoeding poogt voornamelijk om cumulatie van vergoedingen tegen te gaan. Een tweetal situaties wordt onderscheiden:

  • Er is geen transitievergoeding verschuldigd indien de werknemer aanspraak kan maken op vergoedingen of voorzieningen, die op basis van lopende collectieve afspraken tussen verenigingen van werknemers (vakbonden) verschuldigd zijn;
  • Indien sprake is van overige lopende afspraken (lees; individuele afspraken zoals bijvoorbeeld een golden parachute in de arbeidsovereenkomst), dan heeft de werknemer de keuze tussen ofwel de transitievergoeding, ofwel die andere afspraak.

In de zaak waarover de Rotterdamse kantonrechter te oordelen kreeg, was sprake van de eerste situatie. Op basis van een nog lopend sociaal plan, had de werkneemster (die geconfronteerd was met een ontbindingsverzoek van haar werkgever), aanspraak op een aanvulling op haar WW-uitkering tot 80% van haar laatstverdiende salaris, voor een periode van drie maanden. In dit specifieke geval, zou die suppletie neerkomen op circa € 600,-, terwijl de transitievergoeding circa € 7.000,- zou bedragen. De werkgever beriep zich op het Besluit overgangsrecht transitievergoeding en beargumenteerde dat op die grond geen transitievergoeding verschuldigd was. Naar de letter van het besluit is dat juist. In deze situatie is immers volgens het besluit geen sprake van een keuzemogelijkheid. De kantonrechter oordeelde evenwel dat het gevolg van voornoemd overgangsrecht niet kan zijn dat “-gezien het grote verschil in de hoogte van de bedragen- een werknemer in een substantieel ongunstiger positie terecht komt bij toepassing van het overgangsrecht”. De kantonrechter oordeelde om die reden dat toepassing van het overgangsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het overgangsrecht is buiten beschouwing gelaten en de kantonrechter heeft de transitievergoeding toegekend.

Gilyan Parker

Gerelateerde blogs

8 juli 2024

Oei-foei-doei-beleid

In personeelshandboeken kom ik regelmatig tegen dat een derde waarschuwing, automatisch leidt tot ontslag op staande voet. In terminologie van honkbal heet dit wel een three strikes you’re out beleid. Een werkgever uit Eindhoven noemde dit een oei-foei-doei-beleid.

Lees meer

1 juli 2024

Ernstig verwijtbaar handelen door werkgever wegens schending re-integratieverplichtingen

De werkgever kan de rechter verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding.

Lees meer

26 juni 2024

Oprichting en erkenning ondernemingsraad afdwingen

Bijna één derde van de ondernemingen met meer dan 50 werknemers heeft geen ondernemingsraad (OR).

Lees meer