24 februari 2025
Opdrachtgever of werkgever? Extern ondernemerschap telt volledig mee
Is een zzp’er, werknemer of opdrachtnemer? Een wereld van verschil qua rechtsbescherming, financiële en fiscale gevolgen.
Lees meer
24 april 2017
In 2014 verkocht Feyenoord voor € 10 miljoen speler Graziano Pellè aan de Engelse voetbalclub Southampton.
In de arbeidsovereenkomst tussen Feyenoord en Pellè was overeengekomen dat Pellè in de toekomst 10% van de transfersom zou ontvangen. Feyenoord betaalde Pellè daarom € 1 miljoen nadat hij was verkocht. Feyenoord kreeg vanwege deze vertrekvergoeding vervolgens een naheffingsaanslag van de Belastingdienst, de zogeheten pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. Feyenoord was het hier niet mee eens en ging in beroep.
Deze vertrekvergoeding is in het leven geroepen door de hoge bonussen die bankiers kregen. Dit is verwerkt in artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting en kort gezegd komt het er op neer dat een vertrekvergoeding voor 75% wordt belast als het toetsloon meer is dan € 538.000,– en voorzover de vertrekvergoeding hoger is dan het toetsloon.
Bij de totstandkoming van deze wetsbepaling heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën laten weten dat het maken van verschil tussen beroepsvoetballers en andere werknemers wetstechnisch en door het gelijkheids- en neutraliteitsbeginsel “lastig” is. De wetgever heeft daarom geen onderscheid gemaakt.
De rechtbank Den Haag vindt dat de betaald voetbalsector niet tot de doelgroep van deze heffing behoort en dat artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol (EP) van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In dit artikel staat dat eenieder recht heeft op het ongestoord genot van eigendom.
Afspraken waarbij een voetballer een percentage van de transfersom ontvangt, zijn in de binnenlandse en buitenlandse voetbalwereld gebruikelijk. Als de rechtbank had geoordeeld dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding wel bedoeld zou zijn voor de betaald voetbalsector, dan zou dat betekenen dat meerdere Nederlandse voetbalclubs deze pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoedingen zouden moeten betalen. Bovenop de loonbelasting (vaak 52%) die een voetbalclub betaalt. Nederlandse voetbalclubs hebben op die manier een concurrentienadeel ten opzichte van buitenlandse voetbalclubs. Het wordt op die manier een stuk minder aantrekkelijk om dergelijke afspraken te maken met voetbalspelers. Het gevolg hiervan kan zijn dat voetballers het een stuk minder aantrekkelijk vinden om in Nederland te komen voetballen. In een tijd waarin het Nederlandse voetbal het ten opzichte van de grote voetbalcompetities moeilijk heeft, zorgt deze uitspraak er voor dat het Nederlandse voetbal niet nog meer afdwaalt. Overigens kan de Belastingdienst ten tijde van dit schrijven nog wel in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag.