Deze ondernemer was in 1933 eigenaar van een schilderij met een waarde van in ieder geval een paar ton. Het schilderij is nu echter in het bezit van de Gemeente Utrecht.
Restitutiecommissie
Omstandigheden die direct verband houden met het nazi-regime, zo stellen eiseressen, hebben ervoor gezorgd dat sprake is van onvrijwillig bezitsverlies, en daarom zouden zij aanspraak maken op restitutie van het schilderij. De Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog is het aangewezen orgaan om over dergelijke kwesties te adviseren. In deze zaak zijn partijen bovendien overeengekomen dat zij het advies van de restitutiecommissie als bindend zullen aanvaarden.
Belangenafweging
Wanneer de restitutiecommissie adviseert over teruggave van kunstvoorwerpen uit gemeentelijke of provinciale collecties geldt een ander beoordelingskader dan wanneer het gaat om rijksbezit. De commissie kan oordelen aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, en houdt daarom ook rekening met de belangen van de Gemeente Utrecht, ondanks het feit dat de joodse ondernemer het schilderij onvrijwillig is kwijtgeraakt. De belangen van de Gemeente Utrecht wegen intussen zwaarder, zo luidt het advies. Zo is het kunstwerk essentieel voor de collectie, herhaaldelijk door de Gemeente Utrecht gerestaureerd en bepalend voor het overzicht van de Utrechtse schilderkunst. Eiseressen zijn daarbij geen familie van de Joodse ondernemer, hebben hem nooit gekend, en eerdere pogingen om het schilderij terug te vinden zijn niet bekend.
Beoordelingsvrijheid
Eerder in 2014 bleek uit een uitspraak van de Rechtbank Overijssel dat de restitutiecommissie een aanzienlijke beoordelingsvrijheid geniet wanneer het om het geven van een bindend advies gaat. De commissie is daarbij niet slechts gebonden aan juridische regels, maar kan ook waarde hechten aan wat als rechtvaardig en moreel aanvaardbaar voorkomt.
Vernietiging
Nadat het bindend advies in het voordeel van de Gemeente Utrecht uitviel, hebben de Zuid-Afrikaanse erfgenamen ervoor gekozen hierover te procederen op grond van art. 7:904 BW; het advies zou door de wijze van totstandkoming en/of inhoud zo gebrekkig zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat partijen elkaar daaraan houden. Op die grond besluit te rechtbank tot vernietiging van het advies over te gaan. Hoewel de restitutiecommissie een zekere vrijheid geniet bij het vormen van een bindend advies, dient zij wel juridische beginselen in acht te nemen. In casu was er sprake van een schending van het principe van hoor en wederhoor, waardoor eiseressen aanzienlijk zijn benadeeld. De restitutiecommissie zal daarom opnieuw tot een oordeel moeten komen.