Het komt geregeld voor dat een tussentijds opzegbeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontbreekt, terwijl werknemer en werkgever de arbeidsovereenkomst voortijdig willen beëindigen. Als er géén tussentijds opzegbeding is afgesproken, is de opzegging namelijk niet rechtsgeldig. De opzeggende partij, zowel werkgever als werknemer, kan dan schadeplichtig worden. Daarnaast brengt het de aanspraak op een WW-uitkering in gevaar: het UWV wil voorkomen dat ontslagen werknemers onnodig een beroep doen op een WW uitkering en kan de aanvraag om die reden weigeren. Maar wat als de werkgever en werknemer het eens zijn over de beëindiging en hierover onderling afspraken maken? De arbeidsovereenkomst wordt dan met wederzijds goedvinden beëindigd met een beëindigingsovereenkomst, en er is geen sprake van een formele opzegging. Partijen zijn daardoor niet verplicht om rekening te houden met de opzegtermijn. Ook in deze gevallen is het voor de werknemer een risico om in te stemmen met beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; het UWV kent de werknemer namelijk pas een WW-uitkering toe per het einde van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als geen schriftelijk tussentijds opzegbeding is afgesproken.
Contractsvrijheid
Voor dit probleem lijkt in de rechtspraak een oplossing te zijn, zodat de werknemer die instemt met voortijdige beëindiging van zijn contract toch aansluitend WW kan krijgen. Een werknemer was in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 6 mei 2020. Op enig moment sloten de partijen een beëindigingsovereenkomst. Daarin spraken zij af dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen per 31 december 2019. In de arbeidsovereenkomst was in eerste instantie geen tussentijds opzegbeding opgenomen.
Vervolgens vroeg de werknemer een WWuitkering aan. Het UWV besliste dat de werknemer tot 6 mei 2020 geen WW kon krijgen, omdat hij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had die niet tussentijds kon worden opgezegd. Volgens het UWV zou het recht op WW ook niet eerder ingaan als partijen bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst alsnog een opzegbeding in de arbeidsovereenkomst opnemen. De rechtbank besliste in het voordeel van de werknemer. Een arbeidsovereenkomst – ook die voor bepaalde tijd – kan gaandeweg worden aangepast, onder meer door het opnemen van een tussentijds opzegbeding. Volgens de rechtbank staat het alsnog overeenkomen van een tussentijdse opzegging bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst een WW-uitkering niet in de weg. De werkgever en werknemer hebben contractsvrijheid.
Voor de zekerheid toch opnemen in de arbeidsovereenkomst
In bovenstaande uitspraak dacht de rechtbank met de werknemer mee. Ondanks dat een tussentijdse opzegmogelijkheid niet was overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, stond dit volgens de rechtbank WW niet in de weg. Dit is een zekere oplossing voor de situatie waarin u geen tussentijds opzegbeding bent overeengekomen, maar de arbeidsovereenkomst toch eerder wilt beëindigen. Toch is het niet opnemen van een tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd risicovol. De besproken uitspraak is ‘slechts’ een uitspraak en staat open voor hoger beroep. In hoger beroep zou de uitkomst anders kunnen zijn.
Advies
Ter voorkoming van onnodige discussies is het advies om voor de zekerheid toch een tussentijds opzegbeding op te nemen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, óók wanneer u denkt dat u een geschikte medewerker hebt gevonden. Is die tussentijdse opzegmogelijkheid er niet, bekijk dan of overleg mogelijk is en neem een tussentijds opzegbeding op in de beëindigingsovereenkomst.
Meer informatie?
Heeft u een vraag? Neemt u dan gerust contact met mij op.
Rechtbank Amsterdam 11 augustus 2021, ECLI(verkort):4295.
Dit artikel verscheen eerder in Rendement.