4 februari 2025
Partners die na de scheiding elkaar het beste gunnen
In dit artikel bespreken wij een zaak waarin de vrijgevigheid van de vrouw uiteindelijk niet zulke prettige gevolgen heeft voor de man.
Lees meer
5 oktober 2016
Eerder dit jaar schreef ik over het gegeven dat bewijzen dat de ex-partner samenwoont met een ander als ware zij gehuwd, geen gemakkelijke weg is.
Recent kwam ik twee uitspraken tegen die wellicht enige verlichting kunnen geven van deze zware bewijslast, althans waarbij de rechtbank in de ene zaak en het Hof in een andere zaak iets soepeler met deze zware bewijslast om lijken te gaan…
In de eerste uitspraak is het de ex-partner van de vrouw die samen zou wonen. Op de vrouw rust een alimentatieverplichting en de man verhuist naar het buitenland. De vrouw stelt dat de man daar met zijn nieuwe partner samenwoont. De man ontkent niet dat hij een affectieve relatie heeft maar ontkent dat hij zou samenwonen. De man stelt vervolgens dat zijn ex-vrouw moet bewijzen dat hij samenwoont als ware hij gehuwd omdat hij dit nadrukkelijk ontkent. Echter is de vrouw van mening dat er in deze sprake moet zijn van omkering van de bewijslast, omdat de man naar het buitenland is vertrokken en zij daardoor in bewijsnood is komen te verkeren. De rechtbank deelt de mening van de vrouw en keert de bewijslast om! Van de vrouw, aldus de rechtbank, kan niet worden verwacht dat zij in een vreemd land onderzoek gaat doen naar het dagelijkse leven van haar ex-man. De rechtbank weegt ook mee dat de bewijsnood is ontstaan door toedoen van de andere partij, te weten de man.
De tweede uitspraak betreft een uitspraak waarbij de ex-vrouw volgens de man een nieuwe partner heeft gevonden. De rechtbank wijst het verzoek van de man af en de man gaat in hoger beroep. De vrouw erkent ook in deze zaak een affectieve relatie te hebben maar niet samen te wonen. Volgens de vrouw hebben zij en haar nieuwe partner ieder een eigen woning en is dus niet aan de eis van samenleven als ware zij gehuwd voldaan, de eis die artikel 1:160 BW stelt. Het Hof komt verrassend met een ander oordeel. Zij stelt vast dat de levens van de vrouw en haar nieuwe partner zodanig vervlochten zijn geraakt, dat gesproken kan worden van een (praktisch) vrijwel dagelijks samenleven in lotsverbondenheid gedurende een zekere tijd, daardoor dit samenleven de kenmerken draagt van een huwelijk als bedoeld in art. 1:160 BW. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat;
Het Hof stelt vervolgens vast dat de vrouw en haar nieuwe partner samenwonen. De vrouw tracht nog door middel van het stellen van andere feiten te bewijzen dat dit niet zo is, zoals: zij gaat nog sporten in haar eigen woonplaats, ze heeft daar haar onderneming, zij heeft daar familie en vrienden en zij doet ook tijdens haar verblijf bij haar nieuwe partner haar eigen boodschappen. Dat laatste kan ze echter niet bewijzen. Het Hof merkt bovendien nog op dat ze samen op vakantie gaan, veel sociale activiteiten samen verrichten, samen naar de voetbal gaan en carnaval. Kortom, allebei wel een hoop ondernemen maar dit wel samen doen. Het Hof stelt vast dat er daarom sprake is van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging. Tot slot merkt het Hof op, en dat is wellicht een positieve ontwikkeling dat in het huidige tijdsgewricht, waarin echtelieden niet meer verplicht zijn samen te wonen, in het algemeen zeer wel mogelijk is dat personen die een duurzame affectieve relatie hebben met elkaar onderhouden en die samenleven als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW, kiezen voor een invulling van hun dagelijkse leven waarbij zij niet iedere dag en nacht met elkaar doorbrengen en waarbij zij niet alle financiële middelen met elkaar delen. Door deze uitspraak zou je zeggen dat de bewijslast wellicht iets minder zwaar wordt, maar het blijft, kijkend naar deze uitspraak maatwerk!
Deze blog is op 21 augustus 2020 gereviewd en geüpdatet.