Aanmelden van vordering bij curator
Als een onderneming failliet is verklaard, heeft het voor een schuldeiser geen zin om een procedure te beginnen tegen de curator of het failliete bedrijf om betaling van de openstaande vordering af te dwingen. De weg die dan gevolgd moet worden is het aanmelden van de vordering bij de curator. De curator plaatst de vordering op de lijst van voorlopig erkende vorderingen (of betwist de vordering). Mocht het tot uitkering uit het faillissement komen, dan zal er een verificatievergadering worden gehouden. Bij erkenning van de vordering door de curator en de failliete onderneming, zal het verslag van die vergadering dezelfde status hebben als een vonnis. Het is een executoriale titel. De failliete onderneming kan een vordering inhoudelijk en onderbouwd betwisten, wat er voor zorgt dat er geen executoriale titel komt. Als de curator de vordering betwist dan komt er een renvooi-procedure, waarna al dan niet nog een uitbetaling volgt.
Geen middelen om uit te keren
Als er geen middelen zijn om uit te keren aan schuldeisers, dan heft de rechtbank het faillissement op bij gebrek aan baten. De openstaande vordering worden niet geverifieerd (vastgesteld). Een schuldeiser kan na faillissement de failliet aanschrijven om weer tot betaling over te gaan. Let erop dat dit alleen kan bij faillissementen van natuurlijke personen. Een rechtspersoon wordt geliquideerd en houdt na het faillissement op te bestaan.
Wat gebeurt er als een vordering verjaart?
Als een vordering gedurende faillissement, of binnen 6 maanden na opheffing van het faillissement, verjaart, dan bepaalt art. 36 lid 1 Faillissementswet dat de verjaringstermijn door loopt tot zes maanden na faillissement. De schuldeiser moet binnen die zes maanden de vordering stuiten, door een stuitingsbrief te sturen of een vordering in te stellen bij de rechtbank. Art. 36 lid 2 Fw bepaalt dat dit ook geldt voor van rechtswege aangevangen vervaltermijnen. Van “rechtswege aangevangen vervaltermijnen” zijn alleen wettelijke vervaltermijnen. Dit artikel ziet dus niet op contractueel overeengekomen vervaltermijnen. Tussen veel partijen wordt regelmatig in de contracten een vervaltermijn opgenomen, zoals in aannemings- of verzekeringsovereenkomsten.
Wat gebeurt er als een contractuele termijn vervalt gedurende faillissement?
Duidelijk is dat geen beroep kan worden gedaan op art 36 Fw, omdat dat artikel niet ziet op contractuele vervaltermijnen. De contractuele vervaltermijn kan dus gedurende het faillissement van de schuldenaar aflopen; er geldt geen automatische verlenging. Men zal een contractuele vervaltermijnen dus moeten stuiten tijdens het faillissement. Hier komt weer een probleem om de hoek kijken. Vervaltermijnen kunnen niet worden gestuit door middel van een stuitingsbrief. Er moet dus vóór het verlopen van de termijn een ‘daad van rechtsvervolging’ worden ingesteld. Dat is het starten van een procedure. Hierboven gaf ik nou juist aan dat het starten van een procedure in faillissement tot verkrijgen van een vordering niet mogelijk is. Om de termijn van een contractuele vervaltermijn te redden is het echter wel een verplichting. Om dit op te lossen, kan gedacht worden om wel een dagvaarding uit te brengen, zodat in ieder geval de termijn wordt gered, maar op een termijn van een jaar of langer. Na het faillissement van de natuurlijke persoon kan er dan verder geprocedeerd worden.
Het is onduidelijk of ook het aanmelden van een vordering bij de curator een daad van rechtsvervolging is. Mocht er namelijk een verificatievergadering volgen en de vordering wordt niet betwist dan levert dit immers een executoriale titel op. Maar als het niet tot verificatie komt (en dat is in 95% van de gevallen zo) dan komt er geen executoriale titel en is de vervaltermijn verstreken. Dat is dus veel te riskant.
Let goed op bij de contractuele vervaltermijn
Kortom, de contractuele vervaltermijn is een gevaarlijke bepaling als het aankomt op faillissement. Wees daarop bedacht en zorg ervoor dat deze niet verstrijkt. In een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw was de vervaltermijn tijdens het faillissement verstreken, en moest de Raad de ingestelde vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Heeft u een vraag over dit onderwerp? Neem gerust contact met mij op.