De besloten vennootschap dient ook ‘te verkeren in de toestand te hebben opgehouden te betalen’. Als er geen geld meer in de onderneming zit en er ook niet snel geld vrijkomt, eist de rechtbank dat de aanvrager een redelijk belang moet hebben bij de faillietverklaring. Maar wat is een redelijk belang?
Redelijk belang bij faillissement
Een dergelijk redelijk belang van de aangever van het faillissement moet worden afgewogen tegen het belang dat de te benoemen curator heeft om de faillissementskosten te kunnen voldoen. Indien er een dergelijk zwaarwegend belang ontbreekt kan er sprake zijn van misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 BW, wat in dat geval leidt tot afwijzing van het faillissementsverzoek.
Uitspraak rechtbank Rotterdam
In de kwestie die recent aan de rechtbank Rotterdam is voorgelegd (ECLI:NL:RBROT:2014:4427) bleek uit de stukken die de aangeefster had overgelegd bij de aangifte tot faillietverklaring, dat de vennootschap een schuldenlast had van ca. € 7.700. Ook bleek uit haar aangifte en uit hetgeen de bestuurder tijdens de mondelinge behandeling had verklaard, dat de besloten vennootschap niet over enig actief beschikte en dat ook niet werd verwacht dat de onderneming in de toekomst over enig actief zou kunnen beschikken, aangezien de werkzaamheden reeds waren gestaakt en er geen debiteuren of activa aanwezig waren.
Geen geld, geen faillissement maar vereffening of liquidatie
Daarmee staat, aldus de rechtbank, op voorhand vast dat de faillissementskosten niet zullen kunnen worden voldaan. De curator, die de rechtbank moet aanwijzen als zij het faillissement van aangeefster uitspreekt, weet dus ook op voorhand al dat de door hem te verrichten werkzaamheden en te maken verschotten niet worden vergoed. In deze situatie kan in redelijkheid van aangeefster gevergd worden, dat haar algemene vergadering van aandeelhouders op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 1 BW besluit aangeefster te ontbinden en haar bestuurder(s) aan te stellen tot vereffenaar, die op grond van het bepaalde in lid 3 van genoemd artikel aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding doet. Op grond van lid 4 van genoemd artikel kan de vereffenaar tevens opgaaf doen van het feit dat aangeefster op het moment van de ontbinding geen baten meer heeft. Aangeefster houdt alsdan op te bestaan. Mocht er toch nog een bate zijn, zo vermeldt de rechtbank in haar uitspraak, dan biedt artikel 23a lid 4 BW de vereffenaar uitkomst. Overtreffen de schulden de baten, met andere woorden: er zijn baten, dan dient de vereffenaar alsnog aangifte tot faillietverklaring te doen, tenzij alle bekende schuldeisers desgevraagd instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement.
Gedwongen vereffening/liquidatie
Soms heb je dus als vennootschap helemaal niet de mogelijkheid om het eigen faillissement aan te vragen. Je bent dan ‘gedwongen’ voor een liquidatie te gaan, of zelfs voor een turboliquidatie. Niet iedereen realiseert zich dat (tijdig). Zie ook: Turbo-liquidatie: alternatief voor faillissement.