21 oktober 2024
Samenleven zonder contract; wat moet u weten?
Ongetrouwd samenleven zonder een samenlevingscontract (“informeel samenleven”) is steeds gebruikelijker in Nederland.
Lees meer
9 november 2023
Een veel voorkomende bepaling in huwelijkse voorwaarden, is het zogeheten ‘periodiek verrekenbeding’.
Een dergelijk beding heeft kortweg de strekking dat echtgenoten tijdens het huwelijk per jaar onderling verrekenen (in de regel bij helfte) wat zij hebben kunnen sparen (of investeren) na het voldoen van de gebruikelijke lopende kosten. In de praktijk geven echtgenoten tijdens het huwelijk nauwelijks uitvoering aan een dergelijk beding. Bij echtscheiding komt dan de vraag op, of de verrekening alsnog (en zo ja hoe) plaats dient te vinden.
Het wettelijk uitgangspunt luidt dat een periodiek verrekenbeding, waaraan geen gevolg is gegeven tijdens het huwelijk, bij echtscheiding alsnog dient te worden uitgevoerd. Dat betekent dat partijen in beginsel achteraf moeten bepalen, wat zij ieder jaar hebben kunnen sparen en/of aan vermogen hebben kunnen verwerven, en dat met elkaar moeten verrekenen.
Vaak bevat een periodiek verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden ook een ‘vervalbeding’. Daarin is opgenomen, dat het recht op verrekening komt te vervallen, na verstrijken van een bepaalde periode (bijvoorbeeld een jaar na afloop van het jaar waarover berekend moest worden). In de rechtspraak is echter bepaald, dat een dergelijk vervalbeding in principe niet geldig is en daar dus geen beroep op kan worden gedaan, indien aan het einde van de rit het periodiek verrekenbeding uitgevoerd moet worden omdat dat tijdens het huwelijk niet is gebeurd. ‘In principe’, omdat onder bijzondere omstandigheden een beroep op een vervalbeding wel kan slagen, maar dat in de praktijk zelden voorkomt.
Hoewel de strekking van een periodiek verrekenbeding in algemene zin eenduidig is, kan de inhoud per geval sterk verschillen. Het is dan ook zaak de tekst in de huwelijkse voorwaarden kritisch en nauwkeurig na te lopen. In het ene geval dient enkel (overgespaard) inkomen uit arbeid verrekend te worden, in het andere geval geldt dat ook voor vermogen dat tijdens het huwelijk is aangewassen. Daarbinnen zijn allerlei varianten en combinaties mogelijk, zoals inkomen uit dienstverband, inkomen uit vermogen, wel of geen ondernemingswinsten en erfenissen en schenkingen.
Wanneer inkomen dat eigenlijk verrekend had moeten worden, wordt geïnvesteerd in andere goederen (spaargeld wordt bijvoorbeeld uitgegeven aan verbouwing van de woning, of ingebracht in een onderneming) leidt dit vaak tot complicaties. In principe komen ook de vruchten van overgespaard inkomen (bijvoorbeeld waardevermeerdering of dividend) in aanmerking voor verrekening.
Met name na huwelijken van relatief lange duur, waarbinnen ondernemingen of aan- en verkoop en verbouwing van vastgoed een rol hebben gespeeld, kan het in kaart brengen van het te verrekenen vermogen een gecompliceerde klus worden.
De wetgever steekt dan een helpende hand toe, door een ‘rechtsvermoeden’ aan te nemen. Hiermee worden nadere regels gesteld aan het te leveren bewijs. Indien de echtgenoot die zich beroept op het verrekenbeding, voldoende duidelijk kan maken dat een verrekenplicht bestaat, is het aan de echtgenoot die bepaalde zaken buiten de verrekening wenst te houden, om inzichtelijk te maken dat deze zaken (deels) zijn gefinancierd met andere middelen, dan inkomen of vermogen dat onder het verrekenbeding viel.
Met andere woorden, bij een niet uitgevoerd verrekenbeding, is een goed bijgehouden administratie (of juist het ontbreken daarvan) tijdens de huwelijkse periode essentieel. Een andere oplossing zou zijn een beding waaraan toch geen uitvoering wordt gegeven, te wijzigen of in het geheel te verwijderen uit de huwelijkse voorwaarden.
Heeft u vragen over het periodiek verrekenbeding? Neemt u gerust contact met mij op.